Ronda dels Cims 2019

Twee jaar geleden, tijdens de Mitic, kreeg ik een lesje in nederigheid. Ondanks behoorlijke ervaring in de bergen, waaronder drie TransAlpine Runs, twee 4Trails, Eiger Ultra 50 en 100, kreeg ik in Andorra een pak slaag waar je u tegen zegt. Toegegeven, de hittestuwing opgelopen tijdens de Veluwezoomtrail drie weken daarvoor, droeg niet bij aan de beste voorbereiding. Maar het was niet alleen de warmte waar ik last van had: het terrein, de hoogte en vooral de verschrikkelijk steile paden deden me collectief de das om. Na 45 km en 4500 hoogtemeters in 13 uur leverde ik in La Margineda mijn startnummer in. Klaar ermee! In tegenstelling tot George Daams was ik niet van plan nog eens terug te komen voor revanche. Toch bleef mijn opgave knagen. Niet alleen door de beginnersfout van meteen mijn startnummer inleveren toen ik de verzorgingspost binnenliep, maar ook omdat het weer kort daarna flink omsloeg. Weg was de drukkende warmte, verjaagd door een frisse bui en meteen tien graden koeler. Ook de wetenschap, achteraf weliswaar, dat het zwaarste gedeelte achter de rug was, zat me dwars. Na La Margineda volgt weliswaar een monsterklim, maar de rest van de route is aanzienlijk beter verteerbaar voor een laaglander als ik.

In 2018 keerde ik terug naar de Pyreneeën voor de PSR: zeven etappes van oost naar west, waarvan één in Andorra. Ik kan niet ontkennen dat ik behoorlijk zenuwachtig was vantevoren. Mijn eerste en enige kennismaking met deze bergen had zijn littekens achtergelaten. Echter, etappelopen zijn mijn ding. Na de eerste paar dagen voelde ik me vertrouwd met het terrein en kon ik zelfs de pittig steile klimmen waarderen. Etappe vier liep dwars door Andorra: 20 km en 2000 hoogtemeters. Onder andere de klim waar ik tijdens de Mitic helemaal kapot was gegaan. Maar nu ging het prima. Was het destijds dan toch mijn fysieke staat in combinatie met ‘mijn eerste keer’? Om alle twijfel weg te nemen besloot ik om in 2019 terug te keren naar Andorra. Dit keer voor de Ronda dels Cims: 170 km en 13500 hoogtemeters. Ja, een stuk langer, maar qua verdeling afstand/hoogte leek het mij de betere optie. En gezien mijn vooruitgang in 2017 en 2018 op serieus lange afstanden, voelde dit als de juiste keuze.

Helaas viel mijn voorbereiding in het water. Eerst werd de Transylvania 100k ingekort en vereenvoudigd. Daarna viel ik prooi aan een kaakontsteking en overgevoeligheid voor antibiotica, waardoor de Duinhopper op een drama uitliep. De rest van juni en juli liep ik nog wel, maar altijd op mijn tandvlees (Veluwezoomtrail, VechtdalTrail) of vroegtijdig geveld door ongemakken (deel twee van de Duinhopper, Another One Bites The Dust). Met lede ogen zag ik de Ronda dichterbij komen. Niet alleen fysiek ging het slecht met me, ook mentaal zat ik er doorheen. Je zou denken: dat is niet zo gek als je een half jaar lang bijna elk weekend een ultra loopt. Maar dat was het niet. Nee, ik baalde juist van de gemiste kilometers/uren onderweg, van de keren dat ik stopte, om wat voor reden dan ook. Ik had geen enkel vertrouwen in mezelf om de Ronda uit te lopen. Maar goed, reis en onderdak waren al geboekt. Bovendien, als je mij een beetje kent, weet je dat ik altijd start, hoe absurd de omstandigheden ook zijn.

Toch was niet alles negatief. Door een laatste wortelkanaalbehandeling in de week na Another One Bites The Dust, was ik vrij van infecties en ontstekingen. Ook met maag en darmen ging het elke week beter. Hersteltijd van mijn antibiotica-kuur was weliswaar geschat op drie tot zes maanden, mijn lichaam gaf aan dat zo lang niet nodig was. Qua eetlust en conditie merkte ik vrijwel dagelijks verbetering. Reserves moesten nog wel aangevuld worden en ik miste behoorlijk wat trainingsarbeid, maar door rustig aan te doen en goed te doseren, gokte ik daar wel een mouw aan te kunnen passen.

Proloog 1

Na een voorspoedige reis komen Linda en ik zondagavond aan in Ordino. Snel een boodschap doen en wat eten, want morgen is de eerste van drie prologen al. We starten maandag wat later om nog een beetje uit te kunnen slapen. Het idee is een rondje om de Sorteny-vallei waarbij we een aantal paden uit de Ronda aandoen. Echter, zogauw we de grens met Frankrijk oversteken is het pad zoek. Geen markeringen, geen steenmannetjes en nauwelijks herkenbare passages. We lopen min of meer blind op de route in onze horloges maar worden regelmatig verrast door onbegaanbaar terrein.

Na een pittige traverse over een steil veld vol rotsblokken en een niet ongevaarlijke klim door een couloir, besluiten we de route in te korten. Het wordt al wat later en het pad naar de volgende top is ons te riskant. Nadeel daarvan is wel dat we afdalen buiten de paden om. Initieel is het vooral steil, maar naarmate we dieper het dal inlopen wordt de begroeiing steeds dichter en minder doordringbaar. Als we na een uur eindelijk een begaanbaar pad tegenkomen, is onze opluchting groot. De laatste kilometers dribbelen we ontspannen richting de auto.

Proloog 2

Tijdens de tweede proloog verkennen we de meest zuidelijke lus van de Ronda. De eerste klim vanuit La Margineda slaan we over om tijd te besparen, dus we beginnen in het dorpje Certers. Een korte afdaling en een steile klim later pauzeren we bij een bankje met uitzicht. Voordat we vanochtend vertrokken had ik totaal geen zin om te gaan lopen, maar dat is na een uurtje aardig bijgetrokken. Linda heeft het zwaar met de steile, Ardennen-achtige klimmen, ze snakt naar open terrein met weidse vergezichten. De volgende klim is taai: lang, steil, weinig variatie. Af en toe een bocht, maar dan doemt de volgende kuitenbijter al weer op. Na dik drie uur pauzeren we voor lunch bij Naturlandia, een natuurpretpark op ruim 2000 meter hoogte.

Vanaf hier is de route best saai. Lange, rechte paden bedoeld voor jeeps en ander vierwiel-tuig. Wel weidse uitzichten, want er is geen boompje te bekennen. In de verte prijkt ons doel, Pic Negre de Claror: een kale zwarte berg. Eenmaal boven verkneukelen we ons over de afdaling en de tijd die we daarmee gaan winnen. Helaas, we zijn in de Pyreneeën. Bergaf doet qua steilte niet onder voor bergop en het technische terrein werkt ook niet mee. We maken wel iets meer vaart, maar het is flink oppassen geblazen om niet een enkel of je bovenbenen aan gort te lopen. In nog geen vijf kilometer dalen we ruim 1000 meter, via single tracks die vaker loodrecht naar beneden gaan dan dat ze over de bergflank slingeren. Wel blij dat ik dit stuk verkend heb. Niet het meest inspirerende deel, maar vergeleken met wat ik bij de Mitic tegenkwam, een stuk makkelijker.

Proloog 3

We laten verkenningen even voor wat ze zijn. Vandaag willen we ontspannen een mooie tocht maken. Startpunt is hetzelfde als twee jaar geleden, Grau Roig. Toen werden we overvallen door onweer en moesten we voor de top terugkeren. Vandaag is het weer perfect, dus we lopen van Grau Roig naar Illa, via Montmalus weer terug. Leuke bijkomstigheid is dat ik Linda alvast wat stukjes parcours van de PSR kan laten zien. Tijdens de klim stoppen we twee keer voor pauze. Zoals gezegd, vandaag lekker ontspannen, niet teveel jakkeren. Het laatste stukje voor we de graat oversteken, is een pittige zigzag, maar eenmaal boven blijkt het uitzicht de moeite waard. De afdaling naar Illa gaat soepel, best een goed teken voor onze derde dag in de bergen. In de berghut eten we stokbrood met kaas. Beetje jammer dat de bediening er een eeuwigheid over doet. Vind het niet erg om rustig aan te doen, maar doelloos wachten op iets wat in een minuut gedaan kan worden, irriteert me mateloos.

Als we bij Illa vertrekken, horen we in de verte gerommel. Onweer? Kan toch niet, de voorspelling was een strakblauwe hemel met 14 uur zon. Maar je raadt het al: in de bergen kan het weer in een oogwenk omslaan. Gelukkig lijkt het allemaal heel ver weg. We lopen een deel van de derde PSR-etappe in tegengestelde richting. Vals plat omlaag langs een kabbelend beekje. Waar deze samenkomt met talloze andere beekjes, vormt zich een prachtige waterpartij. Zo mooi hier: groen, lieflijk, verlaten. Dat maakt veel goed. Linda geniet intens. Jammer genoeg slaan we linksaf naar Montmalus, een kort maar krachtig klimmetje.

Vlak voordat we de hut bereiken, begint het te druppelen. Ook het onweer klinkt een stuk dichterbij. We besluiten te schuilen in de verlaten hut. De regen deert ons niet, maar de top oversteken met kans op onweer zien we niet zitten. Na drie kwartier is het ergste voorbij en vervolgen we onze weg, dik ingepakt in alle kleding die we bij ons hebben. De temperatuur is flink gedaald. Als een half uur later de zon doorbreekt, trekken we alles weer uit. Veel te warm om in volledig regenpak te blijven lopen. Bovenop de top pauzeren we om van het uitzicht te genieten. De wolken om ons heen zorgen voor een mysterieuze sfeer. Van hier terug naar de auto kost volgens de wegwijzers 2,5 uur: wij doen het in drie kwartier.

Donderdag

Ik word wakker met een mentale kater. Morgenochtend start de Ronda en ik heb geen zin. Sterker nog, ik voel weerzin. Vandaag moet ik mijn startnummer ophalen, dropbags prepareren, rugzak in orde maken, kleding klaarleggen, enzovoorts. En waarvoor? Ik ga het toch niet redden. Mag blij zijn als ik La Margineda weer haal. Niet de beste mindset zo vlak voor de grootste uitdaging van het jaar. Kan wel net doen alsof ik ondanks alles gemotiveerd en voorbereid ben, maar wie hou ik dan voor de gek? Gelukkig staat er vandaag iets op de planning om mijn negatieve gedachtespiraal te onderbreken: winkelen. Linda’s schoenen (Altra Timp) zijn eigenlijk te versleten om nog een zware tocht mee te lopen, dus we gaan kijken wat we in Andorra La Vella kunnen vinden qua vervanging. Dat blijkt niet alleen een hele klus, tig winkels in en uit, maar uiteindelijk ook vruchteloos. Niet of nauwelijks Altra te vinden, al helemaal geen obscuurdere variant als de Timp. Dan maar lunchen en terug naar Ordino. Het wordt inmiddels tijd om mijn startnummer op te halen.

Hoewel mijn slechte humeur van vanochtend grotendeels verdwenen is, heb ik nog steeds geen zin. Het ophalen van mijn startnummer, tracker en dropbags, weet me ook niet te enthousiasmeren. Een praatje met Tommaso de Mottoni, organisator van de S1 trails, fleurt me wel op. Vooral zijn verhaal over de S1 Iper, een dikke honderdmijler met een kist in plaats van een dropbag, maakt me enthousiast. Terug in ons appartement handel ik mechanisch alle voorbereidingen af. Normaal gesproken is dit een tijd van zenuwen, spanning, anticipatie. De sterkste emotie die ik nu echter voel, is een fatalistische gelatenheid. Ja, ik moet het doen anders kan ik niet eens starten. Maar als ze nu wegens bijvoorbeeld slecht weer het evenement afblazen, zit ik er ook niet mee. Of als ik zometeen onderweg naar het restaurant door een auto aangereden word, heb ik een mooi excuus om niet te gaan. Je merkt het, niet mijn gebruikelijke mindset voor een tocht van dit formaat. Of überhaupt welk soort tocht dan ook…

Tot overmaat van ramp blijk ik in Andorra La Vella iets verkeerds gegeten te hebben. Dat manifesteert zich in diarree, een weeïg gevoel in mijn maag en algehele fysieke lusteloosheid. Kan er ook nog wel bij. Ik besluit na de briefing de rest van de dag niet meer aan morgen te denken. Lekker met Linda uit eten, thuis nog even ontspannen, vroeg naar bed. Immers, de wekker gaat alweer om vijf uur ‘s ochtends.

Ordino – Refugi de Sorteny

Als ik wakker word, is er niks veranderd. Tenminste, qua zin. Fysiek voel ik me iets beter, mindset is nog steeds beneden peil. Ik werk mijn ochtendritueel af alsof het een reguliere werkdag is: douche, aankleden, ontbijt, spullen pakken en de deur uit. Daar lopen we de eerste Ronda-deelnemers tegen het lijf. Zij lijken er wel zin in te hebben. Vlak voor de start poseer ik voor een foto. Als je goed kijkt, zie je dat het vooralsnog geen indruk op me maakt. Dat zal wel veranderen zogauw we in serieus terrein komen. Met nog een kwartier te gaan, meld ik me bij de materiaalcontrole. Ze willen alleen mijn hoofdlamp en reservebatterijen zien. Als alles goedgekeurd is, loop ik het startvak in. Ik positioneer me ongeveer halverwege. Zo snel ben ik niet, maar tot de eerste single track is het goed renbaar. Met een beetje mazzel ontloop ik zo de files.

Na het startschot moet ik even wennen aan mijn rugzak. De afgelopen dagen heb ik 80 procent van de verplichte materialen meegezeuld, dus ik ben het redelijk gewend. Toch voelt de 20 procent extra aanzienlijk zwaarder. Na 2,5 kilometer doorlopen, beland ik bij de eerste file. Blijft bizar dat de overgang van een breed pad naar een single track voor zoveel mensen reden is om vol in de ankers te gaan. Ik maak me geen zorgen over het kleine beetje tijd dat ik hier verlies, maar ik irriteer me wel aan het gestuntel. Hmmm… is dat het eerste barstje in mijn apathie?

Tot een kilometer of acht golft het Ardennen-achtige parcours op en neer. De eerste klimmetjes zijn telkens maar 100 tot 250 meter en stevig door te wandelen of zelfs te dribbelen. Ik bevind me in een iets te snel segment van het deelnemersveld, maar het tempo bevalt me prima. Alleen jammer dat ik twee keer het treintje uit moet wegens een vloeibare boodschap. Ja, diarree is nog steeds een dingetje. Na een flinke klim pak ik een pauze. Gezeten op een enorm rotsblok, geniet ik van de zon en de prachtige groene omgeving. Huh? Ben ik aan het genieten? Jazeker. Ergens in de afgelopen twee uur is er ongemerkt een knop omgegaan. Weg zijn gelatenheid, tegenzin en apathie. In plaats daarvan geniet ik intens van mijn omgeving, heb ik regelmatig speels contact met andere lopers en weten zelfs fysieke ongemakken mijn humeur niet te verpesten. Ik snap er helemaal niks van, maar ben er stiekem wel blij mee.

De volgende klim is pittig. Door een vallei steil omhoog naar een kale piek. Wat het vooral zwaar maakt, is dat je constant je doel in zicht hebt. De truc is niet te vaak omhoog kijken, maar focussen op hier en nu. Die piek komt heus wel dichterbij, als je maar door blijft lopen. Net voor de top houd ik even halt: prachtig uitzicht hier. Het klimmen gaat aardig, maar de afdaling naar Sorteny ligt me duidelijk beter. Ik stort me naar beneden, geen enkele rekening houdend met doseren of sparen voor de rest van de tocht. Ik ben nu hier, wat later komt, zien we dan wel weer. Net nadat ik het Estanyó-meertje voorbij ben, keert mijn maag zich om. Tot twee keer toe gooi ik alles eruit. Dat is een flinke domper. Gecombineerd met diarree pleegt het braken een serieuze aanslag op mijn vochthuishouding. Gelukkig ben ik niet ver van de eerste verzorgingspost verwijderd.

Refugi de Sorteny – Coma d’Arcalis

Aangekomen bij de Sorteny-berghut, voel ik me beter dan verwacht. Ik drink cola, bronwater en jus d’orange om vocht aan te vullen. Mijn maag voelt vervelend leeg, dus ik doe me tegoed aan banaan, chips, cake, brood, kaas, alles wat ik te pakken kan krijgen. Vooralsnog valt het prima, maag geeft geen kick. Even later komt Linda aanlopen, ze was wat vertraagd. Ik vertel haar hoe het tot nu toe gaat. Ruim 4 uur over 20 km en 2000 hoogtemeters is voor Andorraanse begrippen nog best vlot. Voor mij dan, hè. Vooral niet aan denken dat ik nog zes tot zeven keer dit stukje moet herhalen eer ik weer terug ben in Ordino. Voordat ik vertrek check ik mijn watervoorraad. Meer dan de helft over, moet genoeg zijn tot de volgende post. Dat is immers maar de helft van wat ik net gedaan heb.

Na een uur is mijn water op. Tijdens het inschatten zag ik twee dingen over het hoofd. Ten eerste mis ik behoorlijk wat vocht door diarree en braken. Pas na Sorteny krijg ik daar last van, met als gevolg dat ik veel meer drink dan ervoor. Ten tweede is het parcours van Sorteny naar Arcalis een sluipmoordenaar: overal water, veel groen, maar je komt steeds hoger en er is nergens beschutting. De combinatie van hoogte, zon en wind onttrekt meer vocht dat je door hebt. Ik ben niet de enige, zie regelmatig mensen water uit beekjes drinken. Dat lijkt me niet zo’n goed idee, wat bevestigd wordt als de een na de ander langs het pad staat te kokhalzen. Ik schat dat ik nog zeker 2,5 uur onderweg ben naar de volgende post. Hoe kom ik die tijd zonder water door? Ziet er niet naar uit dat we onderweg iets tegenkomen waar ik bij kan vullen. Gelukkig heb ik vaker met dit bijltje gehakt. Zo neem ik tijdens lange tochten soms expres te weinig vocht mee. Mijn oplossing? Fruitella en plastic zakjes. Sabbelen op één van beide stimuleert de speekselklieren waardoor je niet constant met een uitgedroogde mond rondloopt. Hiermee kan ik rustig een paar uur zonder vocht overbruggen.

Na 2,5 uur, dus nog een uur te gaan, zijn ook mijn speekselklieren uitgeput. Mijn mond voelt als een uitgedroogd stuk zeemleer. De enige verlichting gek genoeg, komt van zo nu en dan braken. Smaakt niet heel lekker, maar het verandert heel even de staat van mijn mond. Voor mij ligt de laatste piek tussen Sorteny en Arcalis. Nog geen 300 meter klimmen, maar gemeen steil en zonder beschutting. Halverwege zoek ik wat schaduw op onder een solitair boompje. Even op adem komen, iets proberen te eten en mentaal voorbereiden op het volgende deel. De afdaling gaat prima maar het zicht op waar we naartoe moeten, laat me de moed in de schoenen zakken. Vooral een mentaal dingetje want de klim is kort en steil, dus snel voorbij. Ik laat Linda weten dat ik met spoed aan het bier moet, op dit moment de enige manier om snel vocht en calorieën binnen te krijgen. Qua eten valt de post wat tegen, maar door een combinatie van soep met pasta en tonijn met olijven, weet ik toch wat binnen te krijgen. Het alcoholvrije bier doet zijn werk: na drie stuks voel ik me weer een beetje mens.

Ik blijf te lang plakken op de post. Ja, ik moet even herstellen van de laatste paar uur. Uitdroging bovenop fysieke ongemakken laat zijn sporen achter. Maar ik heb simpelweg de tijd niet om bij elke post een uur door te brengen. 62 uur lijkt heel wat voor de Ronda, maar als je nagaat dat ik nu al op gemiddeld vier kilometer per uur zit, kon het nog wel eens heel krap worden. Lichtpuntje is dat ik kennelijk wel bezig ben met de tocht en niet met redenen zoeken om te kunnen stoppen. Sterker nog, op dit moment ik peins er niet over om uit te stappen. Mocht ik tegen een tijdslimiet aanlopen, zal de organisatie nog heel erg haar best moeten doen om me uit de race te halen. Ook al loop ik er zo nu en dan als een zombie bij.

Coma d’Arcalis – Pla de l’Estany

Na krap een uur zet ik mezelf in beweging. Linda loopt een klein stukje mee omdat ze de lift terug naar de auto neemt. Voor mij ligt een klim van 400 meter, redelijk mild, behalve op het einde als het serieus steil wordt. De afdaling loopt langs bergmeertjes waar kampeerders zich vergapen aan de Ronda-lopers. De meesten van ons zien er niet zo heel fris meer uit. Toch blijven de toeschouwers ons enthousiast aanmoedigen. De volgende klim is taai: steeds steiler omhoog, uiteindelijk via een zigzagpad tegen een rotsmuur op. Boven aangekomen hap ik naar adem. Maag en darmen vragen gelijktijdig om aandacht, dus ik neem een korte pauze in de hoop dat ik een sanitaire stop uit kan stellen totdat we in bosrijker gebied komen.

De afdaling loopt over een spectaculair graat, niet te steil, goed te belopen. Dan slaan we linksaf en stort het pad zich naar beneden. Mijn benen doen het gelukkig nog prima, dus ik bereik snel de beschutting van een bos. Daar geef ik eindelijk toe aan mijn darmen, die al een uur op springen staan. Enerzijds opgelucht want druk van de ketel, anderzijds ongerust omdat de diarree aanhoudt, vervolg ik mijn weg. Nog een kilometer of drie naar de volgende post. Niks te vroeg, want ik verga van de honger. Het voer dat ik bij me heb, verdraagt mijn maag niet, dus ik ben aangewezen op wat ze bij Pla de l’Estany hebben. Gelukkig is dit deel van het parcours relatief makkelijk: een glooiend pad waar korte klimmen en afdalingen elkaar afwisselen. Een half uur later kom ik aan bij de verzorgingspost.

Omdat het al half acht is en ik de Comapedrosa nog in daglicht wil beklimmen, besluit ik vooraf niet langer dan een half uur te blijven. Eerst wat drinken, dan elektronica aan de opladers. Vervolgens goed eten, voor zover het gaat. Het assortiment is zelfs hier, waar alles met helikopter gebracht moet worden, nog zeer uitgebreid. Probleem is dat mijn maag steeds minder verdraagt. Soep en banaan gaan nog, maar droger voer niet. Zelfs twee soorten meloen krijg ik niet meer naar binnen. Ik probeer koppig alles uit, maar het heeft geen zin. Dan maar extra soep en banaan, je moet toch wat.

Pla de l’Estany – Refugi de Comapedrosa

Vlak voordat ik vertrek, twijfel ik of mijn watervoorraad aan zal vullen. Over twee uur is het donker, tot die tijd zing ik het wel uit met wat ik nog heb. Van de top naar de volgende post is maar een klein uurtje. Hmmm… deze gedachtegang herken ik van eerder vandaag. Bijvullen, dus. Goede kans dat ik het niet nodig heb, maar ik wil niet weer uren zonder water lopen. Redelijk opgewekt begin ik aan de klim van de Pic de Comapedrosa. In nog geen drie kilometer dik 800 meter stijgen is al geen sinecure. Tel het terrein daarbij op, een opeenstapeling van gruis, rotsen en stenen in de meest uiteenlopende vormen en maten, en je snapt dat twee uur voor dit piseindje niet eens heel conservatief is. Qua benen kan ik sneller omhoog, maar ik moet heel voorzichtig doseren met de beperkte hoeveelheid energie die ik zojuist bij de post op heb weten te doen. Irritant dat dit zo’n bepalende rol speelt, maar het is niet anders.

In gezelschap van Ingerlise en Wim werk ik gestaag mijn weg naar boven. Eerst naar het zadel tegenover Pic de Baiau, dan het laatste stuk klauteren tot aan de top van de Comapedrosa. Exact tien uur ‘s avonds sta ik in het donker op het hoogste punt van de Ronda dels Cims. Genieten van het uitzicht is er echter niet bij: blootgesteld aan de wind, koel ik snel af. In rap tempo trek ik mijn regenjack aan, bind ik een hoofdlamp om en maak ik aanstalten om aan de afdaling te beginnen. Maar dan bedenk ik me. Hoe vaak heb je nou eigenlijk de kans om in het donker op deze piek te kunnen staan? Dus ik zoek een beschut plekje bij het vuur uit, maak een praatje met de vrijwilligers en moedig de andere deelnemers aan. Gewoon even rustig aan, geen gejakker, is ook een beter uitgangspunt voor de afdaling zometeen.

Een klein kwartier later zet ik me weer in beweging. Behoedzaam begin ik aan de monsterafdaling, mijn benen nog wat stram van de pauze. Het eerste deel van de top naar het dal is levensgevaarlijk: steil, technisch en bezaaid met vlijmscherpe richels. Hier uitglijden of struikelen is een garantie voor lelijke verwondingen. Als twee Franse deelnemers in een rotvaart voorbij komen, stap ik van het pad. Geen zin om door anderen onderuit gehaald te worden. Na een paar honderd meter beland ik op een duidelijker te onderscheiden pad. Even later valt er zelfs weer wat te rennen. Tot aan het eerste meertje is het nog steeds uitkijken geblazen, maar daarna kan ik eindelijk de benen strekken. Dit jaar weinig sneeuw en wat er ligt, is al zo platgetrapt dat van gladheid nauwelijks sprake is.

Toch verloopt de afdaling niet helemaal naar mijn zin. Ik moet een paar keer stoppen om mijn maag te legen. Veel effect heeft dat niet want er is sinds de vorige post niks meer in beland. Enerzijds verwonder ik me erover dat ik de braakepisodes bijna als normaal begin te beschouwen, anderzijds vervloek ik de aanslag die het pleegt op mijn toch al zwakke gestel. Ik realiseer me dat ik bij Refugi de Comapedrosa dringend vocht en voer aan moet vullen. Hopelijk hebben ze iets wat ik langer dan een paar minuten binnen kan houden. Maar goed, dat is van latere zorg, eerst maar eens aankomen. Dat valt nog best tegen. In mijn herinnering is het parcours na de meertjes relatief makkelijk. De realiteit blijkt weerbarstiger: uitgesleten paden, losliggende en vastzittende keien die in het donker niet van elkaar te onderscheiden zijn, glibberige stukken gras en modder, het kan niet op. Enigszins opgelucht kom ik een klein uur later aan bij de berghut.

Refugi de Comapedrosa – Coll de la Botella

Hoe slecht je je ook voelt, een verzorgingspost bij de Ronda voelt elke keer als een oase. Even de druk van de benen, de rugzak van je schouders af, eindelijk je constante focus kunnen laten varen. Eten en drinken in overvloed zowel qua keuze als hoeveelheid. Ik begin met wat fruit, tonijn en olijven. Voor de zekerheid loop ik naar buiten: mocht het niet goed vallen, ben ik tenminste niet de andere deelnemers tot last. Maar goed ook, want mijn maag rebelleert meteen en flikkert alles er weer uit. Gloeiende! Volgende poging: cake, chocola, nootjes, wegspoelen met bronwater en bouillon. Weer geen succes. Tot vier keer toe probeer ik ander voer, verschillende combinaties en zelfs twee vingers achter in mijn keel voordat ik wat eet. Niks werkt. Cola, koffie en bronwater krijg ik nog wel naar binnen zonder meteen over mijn nek te gaan. Probleem is dat ik daar qua energie nooit genoeg uithaal om de volgende klim te overwinnen.

Inmiddels zijn Wim en Ingerlise ook in de berghut aangekomen. Ik doe me groter voor dan ik me voel en moedig ze aan om door te gaan. Dat zien ze niet zitten; voor hen is de tocht voorbij. Ingerlise twijfelde bij Pla de l’Estany al of ze door moest gaan, Wim zien het vanwege de tijdslimieten niet zitten. Hij heeft wel een punt, maar ik vertik het om zelf uit te stappen zolang ik nog geen limiet overschrijd. Bovendien, de eerstvolgende harde deadline is pas in La Margineda, om 9 uur ‘s ochtends. Als ik vertrek bij Refugi de Comapedrosa, is het net na middernacht: nog krap 9 uur voor 22 km. Moet te doen zijn.

Voor me doemt een korte, makkelijke klim op: 300 meter stijgen in twee kilometer. Het voelt oneindig. Geen energie, loodzware benen, geen focus en de mindset van een vaatdoek. Heel even overweeg ik om terug te lopen en alsnog de handdoek in de ring te gooien. De irritatie die deze gedachte bij mij opwekt, is net genoeg om door te bijten en mijn weg te vervolgen. Uit pure halsstarrigheid vis ik een handvol Tikkels op uit een zijvak en begin fanatiek te kauwen. Nee, niet handig voor mijn maag, maar ik leef enorm op van de smaak en even aan iets anders denken dan misère en tegenslag. Als ik na veertig minuten de top bereik, doemt voor me een prachtige maan op. Twee jaar terug was het te bewolkt hiervoor, maar nu doof ik mijn hoofdlamp en daal ik af badend in het overvloedige maanlicht.

Deze afdaling is helaas van korte duur. Eerst moet ik nog twee valse toppen over voordat ik in de verte Coll de la Botella zie liggen. Opnieuw niet steil en goed te belopen maar het kleine beetje energie van de Tikkels is alweer verdampt. Wel frappant dat ik er niet van over mijn nek ging. Gaat mijn maag eindelijk weer meewerken of heb ik iets gevonden wat ik nog steeds kan eten? Academische vraag eigenlijk want het waren de laatsten; pas in La Margineda kan ik weer aanvullen.

Als ik dan eindelijk de top van Cap de l’Ovella oversteek, schrik ik me een ongeluk van een hoop gesnuif, gestamp en veel misbaar. Door zonder licht te lopen ben ik ongemerkt middenin een kudde paarden beland, die net onder de top stonden te slapen. Ik haal een paar keer diep adem om mijn op hol geslagen hartslag te drukken. Fysiek kruip ik wat in elkaar, hoofd naar voren gebogen, armen langs mijn lichaam. De aanpassing in lichaamstaal lijkt te werken: een nieuwsgierig veulen komt met gespitste oortjes poolshoogte nemen. Zijn moeder is nog wat argwanend, maar als ik op mijn hurken zak, komt ook zij dichterbij. Daar zit ik dan in het licht van de maan, op beide schouders een paardenhoofd, te kroelen en gekroeld te worden. Ik heb te weinig vocht in mijn lichaam om vol te schieten, maar de brok in mijn keel is onmiskenbaar.

Ik moet weer door. Na een stevige knuffel ter afscheid wacht ik met rennen tot ik de kudde ver achter me gelaten heb. Je staat er niet zo bij stil maar deze dieren krijgen best wat te verduren tijdens een Ronda-weekend. Hoeveel lopers denderen er niet zonder enig besef door zo’n kudde heen? Wellicht iets voor de organisatie om komende jaren aan te denken. Ik moet me als de sodemieter gaan focussen op de afdaling die voor me ligt. Twee jaar geleden liep ik hier in het ochtendgloren en kon ik nog zien wat een lastige ondergrond het was. Een en al pollen, afgewisseld met platgetrapt gras, spekglad door moddersporen van de lopers voor mij. En steil, maar dat is vanzelfsprekend hier. Normaal gesproken ligt een dergelijke afdaling me wel. Nu, door gebrek aan energie en sterke achteruitgang in coördinatie en focus, is het een kwelling.

Totdat ik drie kwartier later het dal bereik en ik voor me, op een onmogelijke hoogte, Coll de la Botella zie liggen. Ik ben aangekomen bij de beruchte skihelling net voor de verzorgingspost. De afdaling van zojuist was hemels vergeleken met de hel waar ik nu in beland. Waar hebben we het over? Een grashelling van 800 meter lang, 200 meter hoog. Stelt op papier niks voor, maar het wordt mijn Waterloo. De eerste poging tot klimmen verzand in de spreekwoordelijke ‘twee stappen vooruit, één stap achteruit’. Behalve dan dat achteruit ook twee stappen is. Ik kom de heuvel niet op. Elke tweede of derde pas, glij ik een meter omlaag en kan ik me alleen met de grootst mogelijke moeite staande houden. Het miezert al even, maakt de ondergrond er ook niet makkelijker op. Uit pure wanhoop besluit ik dan maar op handen en knieën naar boven te kruipen. Gaat niet heel vlot, maar ik beweeg tenminste gestaag vooruit. Het duurt alleen zo lang, 800 meter kruipen…

Ultrazone

Hongerig, dorstig en verkrampt van de kou, kom ik eindelijk aan bij de verzorgingspost. Mijn benen zijn besmeurd met modder en bloed. Ben onderweg kennelijk tegen een rots aangelopen, getuige een flinke kras boven mijn rechterknie. Aan de gezichten van het medisch team te zien, maak ik geen beste indruk. Fysiek, tenminste. Als ik vraag om water, tissues en bier, wordt ze vrij snel duidelijk dat hier geen opgever staat. Precies zoals het in mijn hoofd zit: eerst jezelf klaar maken voor het volgende stuk, dan pas je gedachten de vrije loop laten. Een paar minuten later zien mijn benen er als nieuw uit, knaag ik op wat rozijnen en heb ik al een half blikje bier weggewerkt. Schraal begin, maar beter dan niks. Totdat ik op het toilet maag en darmen weer leeg kieper. Wat volgt, is een herhaling van mijn poging tot eten en drinken bij Refugi de Comapedrosa. Irritant dat de medische ploeg naast het toilet bivakkeert: elke keer als ze mij de meest vreselijke geluiden horen maken, moet ik weer een moedige grijns op mijn gezicht toveren om ze te overtuigen dat er niks aan de hand is.

Ergens tussen het zesde en zevende toiletbezoek, knak ik mentaal. Met het besef dat ik niks meer kan eten of drinken, neemt het parcours tussen hier en La Margineda in mijn hoofd epische proporties aan. De redelijk milde klim tot aan Bony de la Pica geloof ik wel, maar de afdaling naar het dal, specifiek het gruwelijk technische deel aan het begin, vervult me met angst. Twee jaar geleden kon er nog een waterig lachje vanaf, bij daglicht en in gezelschap van Pim. Nu, in het donker, solo? Gekkenwerk! Ongemerkt praat ik mezelf om: van een vast voornemen om door te lopen naar La Margineda, naar onfeilbaar logische redenen om per direct uit te stappen.

Dit is nou het beruchte mentale aspect van ultralopen. Je hebt ze er vast wel eens over horen praten. Gelouterde mannen en vrouwen, instemmend knikkend bij de woorden: ‘ultralopen is 80% mentaal, de rest zit tussen je oren’. Wanneer alles tegenzit en doorgaan onmogelijk lijkt; wanneer je lichaam schreeuwt om rust, eten en drinken; wanneer je mentale faculteiten zich tegen je keren; dan ben je gearriveerd in de ultrazone. Voor iedereen is dit een verschrikkelijk plek om te zijn. Laat je niks wijsmaken: de persoon die dit trivialiseert of afdoet als iets waar je even doorheen moet, die is er nog nooit geweest. De ultrazone heeft twee uitgangen. De ene uitgang straalt warmte en licht uit, verleidt je met zalvende woorden en beloftes van een einde aan je onnodige lijden. De andere uitgang doet een portaal naar de hel verbleken: de duisternis wordt alleen onderbroken door bliksemflitsen en de gloed van lava, begeleid door een orkest van krassende nagels en kermende… Oh wacht, was even in slaap gesukkeld.

Ik kies voor comfort hier en nu, lever mijn startnummer in en stap officieel uit. De komende dagen ga ik balen als een stekker, maar dat weegt simpelweg niet op tegen de opluchting dat het voorbij is. Ja, ik moet ruim twee uur wachten voordat er een bus naar Ordino vertrekt. Nee, de doorzwete kleren die ik al ruim 20 uur aan heb, worden er niet comfortabeler op. Maar het deert allemaal niet. Ik ga vandaag niet dood, raak niet zwaar verwond, ga zelfs niet meer pijn lijden dan ik tot nu toe al gedaan heb. Tegenover dat hemelse besef, verdwijnen alle pijntjes en ongemakken in het niets. Ik zoek een rustig plekje om mijn benen te strekken, leg mijn hoofd te rusten op mijn rugzak en adem diep in en uit. Net voordat de bus vertrekt, word ik wakker.

Ordino

Met gebogen hoofd strompel ik van de start/finish-boog naar ons appartement. Links en rechts word ik in tegengestelde richting gepasseerd door fris uitziende lopers. Ah, dat is waar ook, de marathon begint over een half uur. In de verte zie ik Linda. Als we elkaar bereiken, zegt ze niks. Ze omhelst me en laat de stilte in zijn waarde. Na zoveel mislukkingen mijnerzijds weet ze precies wat wel en niet werkt. Ik houd me groter dan ik me voel en wens haar veel plezier de komende dag. Komt goed, zegt ze: ga lekker douchen en slapen, we zien elkaar vanavond weer. Goed advies. Na een lange douche en een voorzichtig ontbijt van yoghurt en fruitsap, duik ik in bed. De slaap komt niet meteen, er spookt nog teveel door mijn hoofd. Als ik drie uur later wakker word, ben ik in prettig verrast dat mijn ontbijt niet ergens in de slaapkamer ligt. Tja, soms moet je het van de kleine dingen hebben.

Onderweg naar het centrum voor een poging tot lunch, wacht een minder aangename verrassing. Gescheurd eelt op beide hielen, flinke zwelling boven de rechterknie, zeurende rugpijn en een uitdrogingskater van de buitencategorie. Eenderde van de Ronda afgelegd en nu al zo in puin, ben heel even blij dat ik niet doorgegaan ben. Heel even maar, dan besef ik me weer wat voor loser ik ben. Tijdens de lunch komen de marathonlopers vlak voor het raam langs, door Ordino heen en met een lus van drie kilometer weer terug naar de finish. Het duurt nog wel even voordat Linda aankomt, dus ik druip af naar het appartement. Acht uur ‘s avonds loop ik terug. Na ruim twaalf uur is Linda bijna binnen. In de verte herken ik haar meteen; ze stapt nog stevig door, het laatste stuk bergop. Als ze over de finish komt, gaan haar armen omhoog en slaakt ze een overwinningsbrul. Dik verdiend, deze finish.

Zondag doen we rustig aan. Ik lever mijn tracker in, haal mijn dropbags op en kan het zelfs opbrengen om met Linda mee te gaan haar finisher’s shirt op te halen. Niet dat ik het haar misgun, integendeel, maar als uitstapper (lees: opgever) is het tegelijkertijd pijnlijk en onwerkelijk om andere deelnemers hun welverdiende beloning in ontvangst te zien nemen. Net alsof je een indringer bent in andermans geluk. Linda voelt feilloos aan dat dit moeilijk voor me is en verspeelt geen tijd. Het helpt absoluut dat het haar wel gelukt is; door te focussen op haar prestatie en beloning kan ik mijn humeur redelijk temperen. De rest van de dag kijken we naar de Tour de France en bedenken we een mooie route voor de epiloog. Ik ben fysiek alweer redelijk hersteld en Linda ziet het wel zitten om er nog een dagje op uit te trekken. Begin van de avond doen we nog een biertje en eten we wat met Neil Cloke. Hij is vandaag, na twee eerdere pogingen, gefinisht in een tijd van ruim 55 uur. Wat een held!

Epiloog

Vandaag houden we het simpel: vanuit Ordino naar de drie Casamanya-pieken, via Coll d’Ordino weer terug. De eerste twaalf kilometer zitten ook in de Ronda, de overige tien in de Marato. Zo krijgen we toch nog wat mee van elkaars belevenissen van afgelopen weekend. Hoewel Linda’s benen redelijk hersteld zijn, heeft ze last van de warmte. Het is inderdaad wat benauwd en stoffig, zelfs in het bos. Na een uur of drie lopen, voornamelijk bergop, heeft Linda een moment nodig om zichzelf te herpakken. Dat kan, we hebben geen haast. Bovendien heb ik zelf last van spaghetti-beentjes: qua stofwisseling en spijsvertering nog steeds niet hersteld. Als we even later boven de 2000 meter komen, zijn we uit de ergste warmte. Een wispelturig briesje zorgt af en toe voor extra verkoeling. Waar we water tegenkomen, maken we onze armen en polsen nat.

Na een kleine vijf uur bereiken we het zadel waar ik drie dagen geleden linksaf sloeg. Nu gaan we rechtsaf, maar ik vraag me serieus af hoe. Voor ons doemt een rotswand op die onbegaanbaar lijkt. Dichterbij wordt een paadje zichtbaar, nu en dan onderbroken door enorme rotspartijen met kettingen. Klauteren over rotsen is echt mijn ding, maar nu ik zo weinig energie heb, vind ik het riskant. Kwestie van rustiger aan doen, regelmatig een paar tellen pauze en vooral heel gefocust blijven. We doen er een half uur over om van het zadel de eerste twee pieken over te steken. We houden daar kort pauze, dalen een stukje af, gevolgd door een kort maar gemeen steil klimmetje naar de laatste piek.

In zes uur tijd hebben we 14 km en 1800 hoogtemeters afgelegd. Anderhalf uur pauze in totaal, dus eigenlijk in 4,5 uur. Hoewel ik niet denk dat we het zonder pauzes gered hadden. Eindelijk is het tijd voor de afdaling, hier keer ik al een poos naar uit. De eerste twee kilometer zijn behoorlijk steil en omdat we elkaar niet uit het oog willen verliezen, houd ik in. Okee, mijn bovenbenen vinden dat niet heel erg, maar alles daaronder begint wel te piepen. Zogauw we op vlakker terrein komen, laten we beiden de teugels vieren. Niet aanzetten, gewoon de zwaartekracht zijn werk laten doen, benen met het terrein mee laten rollen. Veertig minuten later arriveren we bij Coll d’Ordino. We lopen een kort rondje om te zien of er nog ergens water is. Helaas, niks te vinden. Een kilometer later hebben we meer mazzel: ijskoud water bij een parkeerplaats, aangevoerd vanaf Bony de les Neres. Jammer genoeg niet drinkbaar, maar het is ons sowieso om de verkoeling te doen. Het water is zo koud dat je handen na een tiental seconden ondergedompeld te zijn, echt pijn gaan doen. Heerlijk!

Van Coll d’Ordino naar het dorp zelf herken ik de route. Vorig jaar had Jeremy hier tijdens de PSR een suïcidaal momentje toen hij met veel te grote snelheid afdaalde. Linda en ik doen het vandaag een stuk kalmer aan. Na in totaal 7,5 uur onderweg te zijn geweest, komen we aan in Ordino. Op een terrasje genieten we van cola, bier en schepijs. Dat hebben we wel verdiend. ‘s Avonds eten we voor de vierde en laatste keer bij ons favoriete restaurant. We gaan op tijd naar bed want morgen moeten we nog inpakken en een flink stuk naar Barcelona rijden voordat we het vliegtuig terug naar huis pakken.

Nabeschouwing

Dit verslag schrijven viel me bijna net zo zwaar als de Ronda zelf. Of tenminste, wat ik ervan gelopen heb. Het duurde überhaupt even voordat ik mezelf zover kreeg om ‘pen op papier’ te zetten. Vlak na een tocht moet ik eerst mentaal een en ander verwerken voordat ik effectief kan schrijven. Maakt niet uit of het een succes was of niet; het gaat erom dat de herinnering als het ware moet inklinken voor ik deze kan herbeleven. Pas dan kan ik de schrijfstijl hanteren waar ik (en anderen) het meeste aan heb. Ik denk dat er twee redenen zijn waarom het zo lang duurde. Ten eerste ben ik na een half jaar koortsachtig verslag doen van mijn avonturen een beetje ‘schrijfmoe’ geworden. Tijdens elk verhaal beleef ik de tocht in mijn hoofd nog een aantal keren; dat is goed voor het verslag, maar vermoeiend voor de geest. Week in, week uit dezelfde exercitie heeft me een beetje murw gebeukt.

De tweede reden ligt meer voor de hand: ik zag er enorm tegenop om niet alleen de Ronda, maar ook de dagen ervoor en erna te herbeleven. Niet heel gek, want zo leuk was het niet. Niet om mee te maken, maar ook niet om publiekelijk mee te gaan. Vooral de donderdag voor de Ronda was niet mijn fraaiste optreden. Maar ja, het is wel een cruciaal onderdeel van het verhaal, dus ik moest door de zure appel heen bijten. Nu ik alles van me af geschreven heb, voel ik me een stuk beter dan ervoor. Toch wel een leerpuntje voor de volgende keer: stel niet uit, maar douw door, des te sneller voel je je beter.

Nog iets wat ik geleerd heb, is de reden waarom ik Nederland moeiteloos honderden kilometers door kan blijven lopen, terwijl ik in de bergen nog geen fractie daarvan haal: eten. Dat wil zeggen, energie. Op (semi-)vlak terrein loop ik moeiteloos op mijn vetverbrandingsmotor, maar in de bergen is dat niet voldoende. Zolang ik kan blijven eten, kom ik redelijk weg met een gestaag slakkentempo. Het moment dat maag en/of darmen niet meewerken, ben ik de sjaak. Nogmaals, vlak kan ik urenlang met een hongerig gevoel, zonder te eten, door blijven lopen; in Andorra stond ik regelmatig geparkeerd.

Grappig genoeg heb ik meer dan twee jaar geleden het gevoel dat er een bonnetje open staat. Dit jaar was ik er zowel fysiek als mentaal veel slechter aan toe, toch ben ik verder gekomen en heb ik meer genoten. Het schijnt de meeste deelnemers niet te lukken om de Ronda de eerste keer uit te lopen. Misschien moet ik daar wat troost en hoop uit putten. Kan me op dit moment echter niet voorstellen dat ik nog een keer aan de Ronda ga beginnen. De kater is absoluut te vers, maar ik moet er ook niet aan denken om weer dat takkenstuk van Ordino naar La Margineda te moeten lopen, voordat ik wat nieuws tegen ga komen. Ach, ik heb nog zeker een half jaar om het te laten bezinken. Als dat niet genoeg is, stel ik het een jaar uit. Of twee. Of tien…

Video van prologen en epiloog

Comments