Peneda Geres Trail Adventure 2019

Wow! Alweer de vierde keer. Net zo vaak als de TransAlpine Run. Maar waar ik de TAR elk jaar minder leuk vond, kijk ik steeds reikhalzender uit naar de volgende PGTA. Deels omdat dit evenement van Carlos Sá beter bij mij past qua kleinschaligheid, beleving en omgeving, deels omdat Linda en ik door de jaren heen een steeds hechtere band hebben opgebouwd met de organisatie. Deelname voelt dan ook niet als een inspanning, maar als een wederzien met familie en vrienden. Dit jaar bevestigt die band nog maar eens. Nadat begin maart Linda’s tweede poging tot een 100 km mislukt was door een miskleun mijnerzijds, bood Carlos ons een nieuw avontuur aan. Zaterdagnacht starten bovenop Serra do Larouco, 12 km downhill naar Montalegre, dan tot en met Cabril de TransPeneda-Gerês volgen, inclusief markering en verzorgingsposten. Van Cabril naar Ponte da Mizarela voor de start van de eerste PGTA-etappe om uiteindelijk in Gerês te finishen.

Ik had zo mijn bedenkingen. Niet ten aanzien van het gulle aanbod van Carlos, maar wel wat betreft de omstandigheden. We hadden onze vlucht al lang geleden geboekt en zouden pas een uur of zeven aankomen. Bagage ophalen, hapje eten en twee uur rijden naar Montalegre, dan bleef er nog krap drie uur over voor een hazeslaapje en de laatste voorbereidingen. Met een kwart nachtrust aan een zonder meer zware 100 km beginnen, is niet ideaal. Daar komt bij dat we hoe dan ook tegen een deadline zouden lopen. Immers, vijf uur ‘s middags begint de PGTA, daar moeten we wel op tijd zijn. Niet slapen was geen optie voor Linda, dus een apartementje geboekt om een paar uur in alle rust door te kunnen brengen. Uiteindelijk werd het flink minder want zowel de vlucht als onze contactpersoon voor het apartement waren vertraagd. Als we Norberto niet als chauffeur en lokale gids hadden gehad, zaten we nog veel zwaarder in de penarie. Hij zorgde voor contact, eten en leende ons zelfs zijn auto om naar onze startlocatie te rijden.

Etappe 1: Larouco – Gerês

Waar Linda zeker een uur slaap weet te pakken, worstel ik met een combinatie van zenuwen, anticipatie en ongeduld. Dit avontuur kan me niet snel genoeg beginnen, al was het maar om eindelijk in beweging te kunnen zijn na de vlucht en de autorit. Om 1 uur opstaan zodat we half twee richting Serra de Larouco kunnen vertrekken en twee uur kunnen starten, verpruts ik door slaperige traagheid en besluiteloosheid. Google Maps stuurt ons een onverharde weg op die al snel onbegaanbaar wordt. Geirriteerd draaien we om en volgen we Google’s nieuwe route. De fel blaffende, loslopende waakhonden baren ons zorgen: lopen we hier straks langs? Naarmate we hoger op de berg komen, neemt de hoeveelheid sneeuw en ijs toe. Net voor de top is de weg niet langer veilig om door te rijden: 30 centimeter tot ijs verworden sneeuw vormt een onwrikbare barrière. Okee, dan parkeren we hier wel. Snel de laatste hand leggen aan onze uitrusting, klokkies en lampjes aan en lopen maar. Half uurtje later dan gepland, maar soit.

Start

De eerste kilometers vliegen voorbij. Eindelijk zijn we in beweging. Alle opgebouwde spanning van de afgelopen dagen, valt van ons af. Okee, we moeten nog een stukje langs de waakhonden, maar we hebben allebei een stok in de aanslag. Knappe kefferd die Linda’s derde 100 km-poging in de kiem denkt te kunnen smoren. Gelukkig loopt de route net even anders dan de weg naar de top en blijven we aan de goede kant van het hek. Veel geblaf en kabaal, maar geen kans op een hap uit de kuit. Na twaalf kilometer in anderhalf uur komen we aan in Montalegre. Ook daar stikt het van de waakhonden die om de haverklap aanslaan. Ik hoop niet dat we het hele dorp wakker hebben gemaakt. Vlak voor de eerste klim ontdoen we ons van lange kleding. Bovenop de berg was het fris maar hier in het dal loopt de temperatuur flink op. Vanaf het centrale plein in Montalegre kunnen we lintjes gaan volgen. De eerste klim is meteen zo steil dat Linda en ik elkaar aankijken: moeten we hier volgende week omlaag? Gekkenwerk. Daarna glooit het landschap wat meer, veel vals plat omlaag wat heerlijk loopt, soms een stukje klimmen. Mijn slaapgebrek speelt me parten, regelmatig zwalk ik slaapwandelend over het pad. Een enorme platte rots voorzien van een dik pak mos en een klaterend beekje nabij, biedt uitkomst. Ik slaap niet meer dan drie, vier minuten maar voel me volledig opgefrist. Als dan ook nog de vogels beginnen te fluiten en het eerste daglicht zich laat zien, ben ik helemaal wakker.

In Frades wordt net de eerste verzorgingspost opgebouwd als wij arriveren. Bonus, we hadden pas na 40 km op verzorging gerekend. Ana, de vrouw van Carlos en logistieke motor achter CSNE, maant ons wat te eten en te drinken. Daar maken we dankbaar gebruik van. We hebben immers een pittige klim richting Pitões das Júnias voor de boeg. Met 3,5 uur over 25 km maak ik me over de tijd nog geen zorgen. Idealiter doen we minder dan 7 uur over de eerste 40 km zodat we wat marge op het tweede deel hebben. Vooralsnog prima op schema. De volgende 10 km gaan een stuk langzamer: twee uur doen we erover. Dat komt vooral door de langgerekte klim naar even voor Pitões das Júnias. Als we de top bereiken wacht ons een waar spektakel: met sneeuw bedekte bergtoppen in de verte. Een korte afdaling en steile klim later bereiken we het dorp. Een breed glimlachende Carlos en de fotografen moedigen ons de laatste meters aan. Dan is het tijd voor koffie, twee espresso’s per persoon.

Nieuw

Vanaf hier tot en met Lapela is alles nieuw. Dat wil zeggen, hier hebben we nog niet eerder gelopen. En het moet gezegd worden, de omgeving is fenomenaal. Lange tijd lopen we hoog boven een stuwmeer dat in het verleden beter gevuld was dan vandaag. De grillig uitgesleten vallei contrasteert sterk met de weelderige begroeing waar we ons een weg doorheen banen. Een gemeen steile klim vlak voor Lovios grijp ik aan om te kijken of en hoe sterk ik vandaag ben. Met de belofte Linda in het zicht te houden, zet ik aan op de bijna verticale helling. Met het grootste gemak dribbel ik omhoog, de ene na de andere TPG-deelnemer passerend. Bizar hoe gemakkelijk het klimmen me afgaat. Voordat ik overmoedig word, zoek ik een rots op vanwaar ik Linda kan gadeslaan. Op haar eigen dieseltempo overwint ze deze klim. Een paar kilometer verder is de verzorgingspost van Paradela, net voor de stuwdam.

In de verte zie ik lopers op de stuwdam, maar het parcours buigt af naar links, een steile helling omlaag. Stukje door het bos, langs een watertje en opeens komt Linda tot stilstand. Ik schrik als ik haar hartgrondig hoor vloeken. Wat is er aan de hand? Dan volg ik haar blik en zie ik waar het pad heen leidt: een schier verticale wand van rotsblokken ter grootte van kleine auto’s, recht tegen de stuwdam op. Ah… dat bedoelt ze. Ik maan Linda haar stokken op te bergen, neem de eerste tientallen meters goed in me op en begin vervolgens als een idioot over de rotsblokken te krabbelen. Dit is zo mijn ding! Van rots naar rots springen, met driepuntscontact mezelf door nauwe doorgangen wringen, soms meer horizontaal dan verticaal, ik ga er helemaal in op. Links en rechts steek ik TPG-deelnemers voorbij voor wie dit een ware kwelling lijkt te zijn. Het is zeker niet makkelijk, zelfs flink uitputtend, maar het klauteren en krabbelen brengen het kind in me boven. Dat kind denkt niet na over gevaar, sparen van energie of mogelijk consequenties achteraf. SPELEN! Voor ik er erg in heb, ben ik alweer boven. Even overweeg ik af te dalen om de klim nog eens te kunnen doen, maar ik zie zogauw geen makkelijk pad naar beneden waarbij ik de andere deelnemers niet nodeloos in gevaar breng. Moet er niet aan denken dat ik iemand verwond door een losliggend stuk rots omdat ik zonodig twee keer omhoog wil. Even later is Linda ook boven en vervolgen we onze weg over de stuwdam.

Ik begin me zorgen te maken over de tijd. Leuk, al dat klimmen en klauteren, maar de snelheid is er flink uit. Bovendien toont Linda de eerste tekenen van vermoeidheid. Ik moet haar soms echt aansporen om weer te gaan dribbelen en haar gezicht heeft er wel eens vrolijker uitgezien. Deels om haar aandacht af te leiden en deels om een plan slagklaar te hebben, breek ik het onderwerp van prioriteiten aan. Wat is belangrijker, de 100 km voltooien of de PGTA? Zonder te aarzelen antwoordt ze dat de 100 km voor haar het belangrijkst is. Lastig, want voor mij is de PGTA belangrijker. Nee, begrijp me niet verkeerd: Linda’s eerste 100 heeft voor mij de hoogste prioriteit. Maar stel dat het onhaalbaar blijkt of dat ze uitstapt, dan moet ik wel op tijd bij de start van de PGTA kunnen geraken. We besluiten eerst door te lopen naar de verzorgingspost bij Lapela en dan verder te kijken.

Keerpunt

Zowel mentaal als fysiek blijkt Lapela achteraf een keerpunt te zijn geweest. Gelegen op eenderde van een taaie klim, is dit het punt waar Linda aan zichzelf begint te twijfelen. Lichamelijk is ze nog goed, vooral vermoeid en stramme benen, maar geestelijk heeft ze de grootste moeite om positief te blijven en zich niet af te laten schrikken door hoever en hoelang we nog onderweg gaan zijn. Verstandelijk weet ze dat dit het gevaarlijkste moment in een ultraloop is. Vastbesloten om een herhaling van de Gran Trail Courmayeur te voorkomen, neem ik het voortouw en kondig ik aan dat we weer gaan. Te lang bij een post blijven hangen terwijl links en rechts mensen uitstappen, is op zijn zachtst gezegd onverstandig. Op een rustig tempo bedwingen we de rest van de klim. Van hier naar Cabril is het voornamelijk bergaf. Met nog 2,5 uur voor 16 km zou dat te doen moeten zijn.

Maar dan slaat het noodlot toe. Op een breed, goed te belopen grindpad, blijft Linda’s linkervoet haken achter een kleine, in de grond vastzittende steen. Niet in staat haar val te onderbreken, komt ze pijnlijk ten val bovenop precies dezelfde knie waar ze drie weken geleden vanaf haar paard ook op viel. Ik schrik me wezenloos van de oerschreeuw die ze slaakt. Een combinatie van pijn, frustratie, woede en angst klinkt erin door. Even vrees ik het ergste: heeft ze iets gebroken? Dat blijkt gelukkig niet het geval te zijn, maar beide knieen liggen flink open en ze houdt haar rechterknie angstvallig vast. Als ze van de ergste pijn en schrik bekomen is, help ik haar voorzichtig overeind. Wat nu? Terug is een optie, maar dan is het avontuur definitef voorbij. Vooruit kan altijd, maar het gaat wel even duren voordat we weer in de beschaving zijn. Eerst maar een stukje wandelen. Nou ja, wandelen? Strompelen is een beter woord. Vanuit mijn ooghoeken zie ik iets heel merkwaardigs. Linda’s vermoeide en enigszins verslagen blik van voor de val heeft plaatsgemaakt voor fel fonkelende ogen en een verbeten trek rondom haar mond. Het strompelen gaat al snel over in een stevige wandelpas en niet veel later zet ze een prachtige dribbel in. Zoals ik al zei, Lapela blijkt een fysiek en mentaal keerpunt te zijn. Aangeslagen als ze is, heeft Linda’s val haar vechtlust en onwrikbaarheid van wat smeulende kooltjes aangewakkerd tot een vuurzee. De rest van de tocht, die nog heel lang duurt, hoef ik haar geen moment meer aan te sporen te blijven lopen.

Tijd

Ondanks de totale ommekeer, zitten we nog steeds met een tijdprobleem. Door de val en het opnieuw opstarten, hebben we weer een kwartier tot een half uur ingeleverd. Op tijd bij Ponte da Mizarela zijn, is definitief geen optie meer. Gelukkig hebben we al een plan B en C bedacht. Plan B is tot aan Cabril lopen en ons van daar naar Mizarela laten brengen door de organisatie. Plan C is een lus rondom Cabril afsnijden teneinde wat tijd te winnen. Qua kilometers zitten we goed en zo niet, dan rennen we in Gerês nog wel wat rondjes om de kerk. Uiteindelijk blijken beide plannetjes net voldoende te zijn om ‘op tijd’ bij de start van de PGTA aan te komen.

Door alle drama zou je bijna vergeten hoe wonderschoon het stuk tussen Lapela en Cabril is. Ook al heeft Carlos de route aan moeten passen vanwege heftige sneeuw- en regenval, waardoor het gebied van de 7 Lagunes gemeden moeten worden, toch stelt de nieuwe route nooit teleur. Vlakbij Xertelo haalt de Braziliaan Gerson ons in. Hij heeft alle PGTA’s tot nu toe gelopen, vijf edities in totaal. Vandaag loopt hij de TransPeneda-Geres 80 km om morgen aan te sluiten bij zijn zesde PGTA. Waar hij rechtsaf slaat, lopen wij rechtdoor, precies volgens plan C. Aangekomen bij de post in Cabril doen we ons tegoed aan soep rijkelijk gevuld met pasta, terwijl Silvia in allerijl vervoer voor ons regelt. Met nog een half uur over tot de start van de PGTA, is het krap maar nog steeds haalbaar. Even later staat komt Joao aanrijden met een busje om ons naar Ponte da Mizarela te brengen. Hij heeft zelfs onze startnummers en chips bij zich. Tijdens de rit belt hij koortsachtig met de organisatie om de start uit te stellen totdat wij er zijn. Worden we wel een beetje beduusd van. Vanaf de parkeerplaats is het een kilometer naar de brug, op en neer over een oud Romeins weggetje. Eindelijk komt de startlocatie in zicht: Carlos en Luís zijn nog bezig met de briefing, we zijn op tijd.

Tweede start

Als Linda de brug overstrompelt, knieën en benen onder het bloed, met 15 uur stof, zweet en tranen op haar gezocht, stijgt een spontaan applaus en gejuich op vanuit de menigte. Een aantal deelnemers heeft onze sporadische Facebook-berichten gevolgd en weet wat er speelt. Meer dan een vermoeide glimlach kan er op het moment even niet af. Wat zijn we blij dat de ergste tijdsdruk eraf is. Gaat je toch niet in je koude kleren zitten, lopen tegen een deadline. Gelukkig hanteert de organisatie voor de PGTA-etappes geen tijdslimieten dus we kunnen op ons dooie akkertje naar Gerês dribbelen. Tenminste, dat denken we. Als we kort na de start achteraan het veld aansluiten, komt Quim Sampaio ons gezelschap houden. Hij is de officiele parcours-opruimer en bezemer van de laatste lopers. En hij is nog zo fris als een hoentje, terwijl Linda en ik zo zachtjes aan aardig op ons tandvlees lopen. Gelukkig heeft Quim vaker met dit bijltje gehakt en herkent hij onze vermoeidheid. Hij houdt ons constant in beweging zonder ons echt op te jagen. Linda moppert even dat ze nu alweer aan de bak moet, maar accepteert al snel Quim’s aanmoediging en gezelschap. Van Ponte da Mizarela naar Gerês is het 25 km over een pittig parcours. Dan zouden we toch rond een uur of negen, half tien binnen moeten zijn, niet?

De realiteit blijkt weerbarstiger. Totale lengte van de eerste etappe ligt dichter bij 30 dan bij 25 km. Bovendien is het parcours een stuk zwaarder dan we ons herinneren van voorgaande jaren. Maar goed, dan kreeg je deze etappe pas na een dag of vijf, zes. Het weer speelt ook een belangrijke rol in de vorm van miezerregen, mist en een opstekende wind. Van Ponte da Mizarela naar Cabril gaat alles nog goed. We blijven bij de post wat langer hangen dan gebruikelijk, vooral om goed te eten en even uit te rusten. De klim naar de geitenrots boven Pincães gaat moeizaam. We stoppen ondanks onze trage voortgang toch nog even bij de waterval. Die is simpelweg te mooi om over te slaan. En het breekt de taaie klim in tweeën, ook niet onbelangrijk. De afdaling naar Fafião gaat gelukkig wel vlotjes. Aangekomen bij de verzorgingspost aldaar bereiden we ons voor op de nacht. Jasjes aan, lampjes op, nog even wat eten en drinken. Jammer dat we de Tahiti-waterval niet meer met daglicht meemaken, maar we hebben vandaag al zoveel moois gezien dat het niet deert. Wel maken we ons zorgen om het hoge water en de spekgladde rotsen die we kunnen verwachten. Gelukkig blijkt de organisatie uit veiligheidsoverwegingen een makkelijker pad inclusief klein bruggetje te hebben aangelegd. Wel lastig dat de batterijen van Quim’s hoofdlamp het maar een half uurtje hebben volgehouden. Door Linda voorop te zetten en mij van achter Quim’s pad te verlichten, gaat het nog aardig. De lintjes die hij mist neem ik voor mijn rekening.

Na Tahiti volgt een eindeloze klim via Ermida naar het uitzichtpunt Pedra Bela. Overdag vind ik dit stuk geweldig, maar ‘s nachts na dik 19 uur onderweg, in de mist en het parcours opruimend, komt er geen einde aan. Op een gegeven moment ben ik zelfs overtuigd dat we verkeerd zijn gelopen, de klim had voor mijn gevoel allang voorbij moeten zijn. Maar dan komen we aan bij een verharde weg waar een auto op ons staat te wachten. Of we mee willen rijden naar Geres vanaf hier? Hell no! Met 95 km op de teller ligt Linda’s doel binnen handbereik. Echt niet dat we nu alsnog afhaken. Een kilometer verder komen we aan bij de laatste post van vandaag. Daar staat zo’n beetje de voltallige organisatie ons op te wachten. We krijgen de keuze tussen de traditionele afdaling van de afgelopen jaren, 2,5 km steil omlaag, of doorgaan op de reguliere route van dit jaar, nog zo’n 6 km inclusief een stukje klimmen. Tja, 96 + 2,5 is geen 100, dus de keuze is snel gemaakt. Bovendien ben ik nog steeds van plan om de hele PGTA te lopen, dan kan ik niet tijdens de eerste etappe al een stuk afsnijden. Quim bromt even, hij loopt liever via de kortste route naar de finish, maar hij heeft begrip voor onze beweegredenen. Voordeel is dat hij vanaf hier niet meer het parcours hoeft op te ruimen.

Finish

Linda is verdacht stil tijdens al deze verwikkelingen. Later leer ik dat ze functioneert op standje ‘laat maar komen, ik loop gewoon door’. Ze is niet positief of negatief, meer gelaten en vastberaden om tot het bittere einde door te gaan. Wanneer ik haar aanspreek geeft ze helder antwoord, maar uit zichzelf knoopt ze geen gesprek aan. Ik denk dat ze zich in haar versie van de bekende ultramodus bevindt: een combinatie van fatalisme, onverzettelijkheid en berusting in dat wat er komen gaat, ondergaan moet worden. Voor iemand die uren terug lelijk is gevallen, beweegt ze nog relatief soepel. Bergop loopt ze soms zelfs weg van mij en Quim, bergaf houdt ze keurig tempo. De steeds dichter wordende mist halveert het effect van onze hoofdlampen en meer dan een meter of vijf vooruit kunnen we niet zien. Gelukkig heeft Quim bij Pedra Bela een nieuw lampje gekregen, dus het pad bijschijnen is niet langer nodig. Op 99 kilometer breekt eindelijk de laatste afdaling aan. Voorzichtig nu, niet teveel risico nemen, maar wel doorlopen. Vergeleken met de oude afdaling is dit een stuk prettiger, minder steil en beter begaanbaar, kunnen we nu goed gebruiken. Niet veel later gaat het pad over op een asfaltweg en bevinden we ons tussen de eerste huizen in Gerês. Nog één keer de hoek om richting de hoofdstraat. In de verte zien we de finishboog; mensen komen een restaurant uitlopen om ons de laatste meters aan te moedigen. Dan horen we de stem van Joao, de ons zo bekende omroeper. Die arme man heeft zo’n beetje de hele dag op het plein zowel TPG- als PGTA-deelnemers binnen staan praten. Een uur lang heeft hij moeten wachten na de laatste deelnemer om ons binnen te halen.

De finish is wat anti-climactisch. Als je zolang onderweg bent, voelt in beweging zijn natuurlijk dan stilstaan. Bovendien moeten we opnieuw haasten als we nog wat willen eten en genoeg slaap willen pakken voor morgen. Om acht uur ‘s ochtends is immers alweer de volgende etappe. Eerst een snelle selfie met Joao, Quim en Marta, dan naar het hotel, gevolgd door een hartelijke begroeting van Luisa en Ana. Zij regelen toegang tot onze kamer, een hapje eten en een korte briefing voor de volgende dag. Deels omdat ik een enorme zeikerd ben qua eten, deels omdat er champignons in zitten, krijg ik niet meer weg dan een viertal krieltjes. Ik wil eigenlijk alleen maar douchen en slapen, eten kan morgenochtend bij het ontbijt ook nog wel. Rond half drie vallen we in slaap: vier uur later gaat de wekker.

Etappe 2: Gerês – Ponte da Barca

De ene dag 21,5 uur doen over ruim 103 km, de volgende dag op 4 uur slaap en een paar krieltjes aan de start staan voor een zware 40 km. Niet de meest ideale omstandigheden, zeg maar. Omdat ik gisteravond amper wat gegeten heb, ben ik ‘s nachts niet of nauwelijks hersteld. Mijn benen zijn stram, verstoken van energie. Toch werkt het enthousiasme en plezier van de andere deelnemers bij de start aanstekelijk. Ik wil deze totaal nieuwe route voor geen goud missen. Al moet ik alles wandelen, uitlopen ga ik hem. We beginnen met een redelijk pittige klim vanuit Gerês en passeren de Curvaceira aan de rechterkant. Dan volgt een lange afdaling over asfalt naar Campo do Gerês, stukje over de stuwdam, naar de eerste verzorgingspost. De klim gaat eigenlijk prima, de afdaling zelfs heel goed. Ja, loden beentjes, maar ook daarmee kun je blijven lopen. Dan volgt echter de klim waar ik tegenop zag: vanaf de stuwdam steil omhoog over de Serra Amarela, een gebied waar zelfs onder ideale weerstomstandigheden wandelaars verdwalen. Gelukkig hebben wij lintjes om te volgen, maar de snel verslechterende weersomstandigheden maken het er niet makkelijker op. Wind, regen, flarden mist, vooral heel koud. Gisteren en vanochtend geen tijd gehad/genomen om het weerbericht te checken. Dom.

Halverwege de klim stort ik in. Benen willen niet meer, kop staat er ook niet naar. Wat zal ik doen? Terug naar Campo of doorlopen tot de volgende post? Dan schiet Linda’s gezicht me te binnen, net na haar val. Ze had het zo zwaar en kreeg daar bovenop zo’n tegenvaller te verduren. Dan zou ik vanwege minder lekker weer en een paar stijve poten nu al opgeven? Haar voorbeeld geeft me inspiratie: zo zwaar als ik het nu heb, krijg ik het in trainingen nooit voor elkaar. Dus, gebruik van maken. In plaats van gas terug zet ik aan. Alles doet pijn, precies wat ik moet oefenen. Tachtig uur langs de Nederlandse kust of zestig uur door de Pyreneeën gaat op een gegeven moment ook pijn doen. Goede training, dit.

Nu ik klaar ben met miepen, loopt het eigenlijk wel weer lekker. De omgeving is geweldig, hoewel veelvuldig onttrokken aan het gezicht. De afdaling naar Germil is echter een kwelling. Het pad is van zichzelf al vrij technisch, maar de constante miezerregen zorgt voor een extra glibber-aspect. Zowel gisteren als vandaag loop ik op Speedcross 4 Wide om mijn beurse voeten wat lucht te geven. Comfortabel, ja; grip, nee. Ik glibber en glij het dorp in, blij met een stukje asfalt. Bij de verzorgingspost herstel ik mijn zooltjes: ze zijn weer eens opgekropen onder mijn tenen, net als tijdens de HADT. Vanaf Germil volgen we een alternatieve route met helaas vrij veel asfalt. De grote hoeveelheid sneeuw en regen gedurende de afgelopen weken heeft Rio de Germil flink buiten de oevers laten treden. Daarom is het originele parcours niet langer veilig te gebruiken. Ik moet zeggen, heel rouwig ben ik er niet om. Gisteren was uiteindelijk zo zwaar dat ik wat makkelijkere ondergrond niet heel vervelend vind. Wel jammer voor de overige deelnemers.

Het stuk tussen Germil en Tamente is niet heel bijzonder. Je hebt redelijk zicht op een mooie vallei, voordeel van wat hoger lopen, maar vergeleken met het eerste deel van de route, is het wat… saai, zou ik bijna zeggen. Bij de post in Tamente neem ik het ervan. Ik besef me zojuist dat er geen tijdsdruk is, een klassement me totaal niet interesseert en dat het opklarende weer een uitstekend excuus is om wat langer bij de post rond te blijven hangen dan strict noodzakelijk is. Gezellig een praatje maken met alle lopers die komen en gaan, op mijn gemak eten en drinken, het begint zowaar op vakantie te lijken. Als dan ook nog René Masselink aanhaakt voor het laatste deel, kan mijn dag niet meer stuk. Kennelijk heb ik hem via een verslag ooit geïnspireerd om dit jaar deel te nemen. Dat is heel leuk om te horen. Nog leuker is het dat hij met volle teugen geniet en nu al prettig verrast is door de schitterende omgeving en relaxte organisatie. Nou, dan kun je de rest van de week je lol op: het wordt nog veel mooier!

De laatste 10 km gaan heel vlotjes. Gezelschap werkt, maar ook het relatief makkelijke terrein langs de Limia rivier werkt niet tegen. Ik merk wel dat bij mij de scherpte er wat af is. De PGTA is namelijk zoals altijd perfect afgepeild, maar ik loop verschillende keren straal langs een afslag. Toch wat vermoeidheid die een rol speelt, schat ik. Na dik zeven uur komen René en ik aan in Ponte da Barca. Daar staat Linda op me te wachten; ze was vandaag fysiek te gesloopt om te starten. Bovendien heeft ze haar doel al bereikt: alles wat ze nu nog loopt is bonus. Na een lift van Luis, een douche en een omelet met friet bij Origens in Arcos de Valdevez, is het tijd voor het diner. Daar wordt Linda geheel terecht in het zonnetje gezet tijdens de briefing. Na gegeten te hebben, onderga ik een bijzonder pijnlijke massage. Niet heel gek na ruim 140 km met 4 uur slaap. Nu op tijd naar bed want morgen is de koningsetappe van 45 km. Hmm…

Etappe 3: Arcos de Valdevez –
Arcos de Valdevez

Net voor de start van de derde etappe begint het te druppelen. Nou zijn wij Nederlanders wel wat gewend qua neerslag, dus laat ik mijn regenjack in de rugzak zitten. Als we eenmaal aan het lopen zijn, merk je niks meer van wat spatjes. Nog geen 500 meter duik ik half doorweekt een portiek in om alsnog mijn jack aan te doen. De regen is aangezwollen tot een ware stortbui en ik ben wel een beetje stoer, maar dit wordt me te gortig. En zo loop ik weer met de rode lantaarn in de hand. Echter niet lang, want om warm te blijven zet ik bergop een kortstondige sprint in. Een paar kilometer verderop zie ik een touw gespannen over de rivier waar we langs lopen. Oh ja, de traditionele rivierdoorsteek. Door mijn inmiddels beruchte afkeer van touwen en kettingen, ben ik genoodzaakt mijn eigen weg te zoeken door de rivier. Dat ik daarbij tot aan mijn borstkas in het water verdwijn, neem ik voor lief. Nat ben ik toch al. En stiekem is het frisse water best lekker voor mijn nog steeds vermoeide lijf.

De klim naar de eerste verzorgingspost bij restaurant/bar Caxena is niet heel technisch, maar wel mooi. De korte afdaling over houten trappen en vlonders, spekglad door de aanhoudende regen, is daarentegen wat spannender. Ook hier worstel ik met mijn weerstand tegen door mensen aangelegde hulpmiddelen. Gelukkig draag ik vandaag mijn vertrouwde Speedcross Vario 2 in plaats van de Speedcross 4 Wide die ik de afgelopen dagen aan had. Nee, dat doet een aantal voetkneuzingen niet goed, maar de fenomenale grip die ik ervoor terugkrijg, zal later vandaag nog goed van pas komen. Op 16 km passeren we de eerste top van vandaag, gevolgd door een prachtige, technische afdaling naar de oude brug net voorbij Avelar. Wat volgt is een klim met adembenemend uitzicht, ware het niet dat we ons voortbewegen in dichte mist. Ik loop al een tijdje op met een groep Britten, waaronder Steve Grout en Gary Martin. Stijgend kan ik ze net bijhouden, naar beneden blijf ik ze met gemak voor. In het typisch Britse weer bovenop de tweede top, raak ik ze echter kwijt. Ach, ik sluit zo wel weer aan in de afdaling.

Die afdaling gaat heel behoorlijk. Carlos had ons gisteravond tijdens de briefing expliciet gewaarschuwd voor dit stuk. Als hij zegt dat iets ‘very technical’ is, neem dan maar aan dat het echt zo is. Droog zou dit pad van afgeronde keien in allerlei formaten al vrij pittig zijn, maar door de sneeuw en regen van de afgelopen weken, lijkt het wel een glijbaan. Met zeep ingesmeerd, wel te verstaan. Tot halverwege is er niks aan de hand. Ik daal resoluut doch behoedzaam, daarbij blindelings vertrouwend op de bijna verticale grip die mijn Vario’s bieden. Maar in een moment van onoplettendheid, glijdt mijn linkervoet uit en slaat mijn linkerbeen met flinke kracht achter mijn rechterbeen langs. Een felle pijnscheut schiet door mijn bil en heup; ik voel iets scheuren. Daar sta ik dan, halverwege de meest technische afdaling deze week, op mijn tanden bijtend van de pijn. Op links kan ik niet eens leunen, laat staan erop lopen. Maar goed, je hebt twee benen, speciaal voor dit soort gevallen, denk ik. Hinkend op mijn trouwe rechterbeen, voltooi ik de afdaling tot aan de tweede verzorgingspost in Sistelo. Daar probeer ik met wat mobilisatie-oefeningen mijn linkerbeen in het gareel te krijgen, maar tevergeefs.

Tja, ik moet toch verder. Na tien minuten vervolg ik voorzichtig wandelend mijn weg. Nu de ergste pijn is weggetrokken en het weer omslaat van regen naar zonneschijn, kan ik een glimlach niet onderdrukken. Als ultraloper maak je dit zo vaak mee, het zou je eigenlijk niet meer mogen verrassen. De tijd tussen het diepste dal en de hoogste piek, zowel fysiek als mentaal, kan een oogwenk zijn. Meestal duurt het langer, maar dit is weer zo’n ouderwetse bliksemomslag die me weet te overdonderen. Vandaar de glimlach: maakt niet uit hoe gelouterd je bent, niemand is onverrasbaar. Als ik even later de rivier oversteek, via een brug dit keer, probeer ik heel voorzichtig wat te dribbelen. Kermend van de pijnscheuten, die geleidelijk afnemen in duur en intensiteit naarmate ik langer door blijf lopen, volg ik het parcours. Het zijn vooral de klimmen over de gladde, houten vlonders die ik op dit moment vervloek. De spanning op mijn linkerbil neemt dan onaangenaam toe, maar ik kan niet vertragen want dan glij ik terug naar beneden.

Tot vlak voor het dorp Igreja volgen we het onverharde deel van de Ecovia do Rio Vez, een natuurwandelpad van Sistelo naar Arcos de Valdevez, Ponte da Barca en nog verder. Dan volgt een stuk asfalt waar ik bij de Britten weet aan te haken. Zij doen het vandaag rustig aan: koningsetappe, weet je nog? De laatste 14 km zijn vlak tot vals plat omlaag, enkel onderbroken door verzorgingspost drie op 35 km, waar Ana over ons waakt. Ik blijf weer eens wat langer hangen dan strict noodzakelijk, wissel een paar woorden Engels en Portugees uit en bereid me mentaal voor op de laatste 10 km. Als Nederlander zou ik hier een voordeel moeten hebben omdat het pad goed renbaar is. Maar na ruim 100 mijl in drie dagen over technisch terrein, heb ik meer bergbenen dan loopbenen. Ach, lichte dribbel inzetten, langzaam pas verruimen tot de pijn draaglijk wordt en vooral niet toegeven aan de impuls om te gaan wandelen. Des te harder je loopt, des te sneller ben je bij de finish. Ik weet het, niet echt een ultra-mentaliteit, maar voor vandaag is het wel even genoeg zo. Ik snak naar een douche en een massage, hopende dat de fysio’s nog iets kunnen betekenen voor mijn heup- en bilspier.

Na ruim 7 uur kom ik over de finish. Niet zo fris als meestal tijdens de PGTA, maar minder aangeslagen dan gisteren. Door de 20 km dribbelen is het grootste ongemak uit mijn linkerheup en bilspier verdwenen. Even wat eten, douchen en de masseurs opzoeken. Ik geef aan dat mijn benen okee zijn, maar dat links iets goed mis is. Ik krijg een speciale behandeling waarbij ik de zgn. Child’s Pose yoga-houding moet aannemen. Normaal gesproken is een massage al geen pretje, maar de manier waarop de hoofdmasseuse met haar elleboog mijn bil- en heupspier bewerkt, doet de tranen in mijn ogen springen. De pijn is net zo heftig als net na de uitglijder. Maar goed, even doorbijten: hier wordt het beter van, als het goed is. En verdomd, als ik weer een beetje kan wandelen, is de ergste scherpte er wel vanaf. Maar goed ook, want hoewel morgen een relatief korte etappe is, gaat het parcours voornamelijk bergop.

Etappe 4: Sistelo – Lamas de Mouro

Dag 4 begint met een heerlijk zonnetje. Het is nog wel fris, maar de temperatuur loopt snel op, helemaal tijdens de eerste lange klim. Hoewel, eerste? Zeg maar gerust enige klim. Ja, naar de finish toe is het nog wel heuvelachtig omhoog, maar vergeleken met de klim van Sistelo naar Fojo, mag dat geen naam hebben. Gelukkig voelt mijn linkerbil zich vandaag een stuk beter dan gisteren. De klim is niet heel zwaar of technisch, vooral over oude Romeinse paden en single tracks door de bossen. Net ten westen van Branda da Aveleira is de eerste, en enige, verzorgingspost van vandaag. Vorig jaar liepen we hier in zware nevel, misten daardoor elk uitzicht. Dit jaar is het gelukkig helder en worden we getrakteerd op prachtige vergezichten. Omdat ik me goed voel, blijf ik niet te lang bij de post. Maar een paar honderd meter word ik staande gehouden door Carlos. Er steekt namelijk een kudde koeien over op het parcours, van voor en achter begeleid door terreinwagens en als herder dienstdoende tieners. Na een minuut of drie is de kudde voorbij en mogen we weer verder. Mooi hoe de organisatie rekening houdt met lokale routines en gebruiken. Ook mooi dat het groepje lopers dat zich inmiddels verzameld heeft, zich hier totaal niet aan stoort. Wat dat betreft sluiten ze prima aan bij de sfeer die de organisatie nastreeft.

Tijdens het tweede deel van de klim, begin ik te vermoeden dat ik hersteld ben van afgelopen zaterdag. Nog niet van gisteren, dat is echt te recent, maar ik merk helemaal niks van de gebruikelijke pijntjes en vermoeidheid die een dikke 20 uur onderweg zijn met zich meebrengt. Om heel eerlijk te zijn voel ik me juist kiplekker. Ook het klimmen gaat me goed af, kan nog een aardig tempo houden zelfs. Ik ben er al jaren van overtuigd dat de beste remedie voor pijn en vermoeidheid ligt in het veelvuldig herhalen van de oorzaak daarvan. Oftewel, zolang je ergens moe van word of iets pijn doet, moet je het vaker doen: dan went je lichaam eraan. Training heet zoiets, geloof ik. Ik had echter niet verwacht dat het op zo’n korte termijn ook al een dergelijk effect zou hebben. Okee, bij meerdaagsen merk ik altijd wel dat ik sterker word in de tweede helft, maar ik ben nog nooit met een 100 km begonnen. Dat was voor mij vantevoren wel een zorgenpuntje. Dat en het gebrek aan slaap. Na het hoogste punt vandaag, dalen we kort af, blijven we een paar kilometer op hoogte om uiteindelijk in een onwijs steile afdaling naar beneden te storten. Gelukkig is het een vrij makkelijke ondergrond in de vorm van een brede grind-/zandweg met wat losliggend puin. Beetje oppassen, maar niet heel technisch. Dan volgt een niet-bestaand pad vlak langs de Rio Mouro. Dit is het heuvelachtige deel waar ik eerder aan refereerde. Het is echter meer vals plat dan klimmen, dus ik ren zoveel mogelijk door. De laatste meters gaan over een houten brug met de finish in zicht.

Na ruim 3,5 uur is de etappe voor mij alweer voorbij. Een stuk sneller dan verwacht hoewel ik niet eens in de buurt van buiten adem ben geweest. De finish is bij Porta de Lamas de Mouro, de meest noordelijk ingang van het Peneda-Geres natuurpark. Voor de vierdaagselopers is dit tevens het einde van hun avontuur. Kan aan mij liggen, maar na de prachtige etappe van vandaag, lijk ik wat jaloerse blikken richting zevendaagselopers te bespeuren. Ik ga snel lunchen en pak een tafel met zicht op de finish. Linda loopt vandaag voor het eerst sinds zaterdag weer een hele etappe en ik wil haar graag feestelijk ontvangen. Net voor de prijsuitreiking komt ze aangerend, haar gezicht stralend van geluk. Met een stevige knuffel laat ik weten hoe trots ik op haar ben. Dit bewijst maar weer eens dat ze veel sterker is dan ze zelf denkt. Na een uitgebreid onderling afscheid, stapt iedereen in de bus voor de rit naar Melgaço. Vanaf nu zal het een stuk rustiger zijn in de hotels en de bussen, maar door de uitgelaten sfeer onderweg merk je daar nog niet veel van.

‘s Avonds pikken we Daya op in het dorp. Ze is speciaal voor Martin, Linda en mij naar Melgaço gekomen. Martin weet van niets, had zelfs in de bus nog zitten mijmeren over het feit dat Daya’s prachtige glimlach steeds ontbrak bij de finish. Ik kan met moeite mijn mond houden, maar word beloond met een onbetaalbare gezichtsuitdrukking als Daya opeens voor Martin’s neus staat. Zelden iemand zo blij gezien. Na het diner volgt het traditionele biertje met de organisatie in een lokaal cafe. Nou had ik bij de lunch, na de lunch, voor het diner en tijdens het diner al het nodige aan gerstenvocht achterover geslagen. Na twee biertjes achter elkaar kan ik al niet meer in een rechte lijn lopen, dus je hebt een beetje een idee hoe ‘nuchter’ ik mijn bed in duik. Als dat morgen maar goed gaat…

Etappe 5: Marco 1 – Melgaço

Een hele nieuwe etappe, van de Spaans-Portugese grens via een oud smokkelaarspad terug naar Melgaço. Door de organisatie omschreven als een hersteletappe, relatief vlak en niet heel technisch. Ik vind het prima. Ben wakker geworden met een flinke kater, dus een makkelijk dagje komt mij wel goed uit. Als geen ander weet ik echter dat makkelijke dagen in Portugal ongeveer gelijk staan aan pittige loopjes in bijvoorbeeld België of Nederland. We zien het wel. Ik ga niet racen, zoals een aantal lopers van plan lijkt te zijn. Meteen na de start voel ik mijn rechterheup opspelen. Het duurt even voordat ik me realiseer dat dit waarschijnlijk overbelasting is van twee etappes terug. Weet je nog, toen ik een spekgladde, technische afdaling op mijn rechterbeen naar beneden hinkelde? Gisteren weinig last van gehad, want voornamelijk klimmen, maar nu voel ik hem goed. Okee, rustig aan, geen gekke dingen doen. Gelukkig is de eerste paar kilometer wel helemaal mijn terrein. Een afdaling en slingerend paadje langs langs een riviertje dat zo uit de Ardennen lijkt te zijn weggelopen.

Bij de eerste serieuze klim gaat het mis. Het pad loopt steil omhoog een helling op. Bij het afzetten met mijn rechterbeen bouwt zich een druk op in mijn rechterbilspier. Die druk gaat heel snel over in een pijnscheut en vervolgens… niks. Geen pijn, geen druk, maar ook geen gevoel. Mijn rechterbeen bungelt er wat levenloos bij. Kan er niet op steunen, dan val ik meteen om. Hmmm… ik heb dit al eens eerder meegemaakt toen een sterk verkrampte piriformis links de zenuwbaan van bil tot enkel afkneep. Ik voer wat mobiliserende oefeningen uit om mijn rechterpiriformis te ontkrampen en verdomd, er komt wat gevoel terug in mijn rechterbeen. Mooi, ik kan weer verder. Wel heel voorzichtig en zo gauw ik druk op voel bouwen rechts, verplaats ik meteen al mijn gewicht naar links. Grote kans dat ik dan links weer overbelast, maar ik moet wat. Bovendien, daar heb je twee benen voor, toch? Om met de een door te kunnen lopen als de ander het even niet doet.

Maar goed dat ik niet van plan was te racen vandaag. Door al dit gepruts ben ik flink wat tijd kwijt geraakt. Gezien de korte etappe geen ramp, maar ik heb nog een plannetje uit te voeren in Melgaço waarvoor ik wel op tijd binnen moet zijn. Net voor de verzorgingspost doemt een belachelijk steil klimmetje op. Je kent ze wel van de Ardennen, zo’n handen/voeten-paadje die bijna verticaal omhoog lijkt te gaan. Normaal gesproken ga ik hier als een spinnetje omhoog, maar met anderhalf functionerend been is het hard werken om überhaupt de top te halen. Bij de post doe ik nog wat oefeningen om kramp in de piriformis tegen te gaan. De rest van het parcours is wat minder spectaculair, vooral bospaadjes en stukken asfalt door de lokale dorpjes. Alleen net na Melgaço wordt het nog even spannend met een off-road klimmetje. Dan zijn we alweer bij het hotel waar helaas niet de finish is. Eerst ruim een kilometer over een houten loopbrug waar ik even het gas open gooi teneinde mijn benen wat te strekken. Dan nog een flink stuk asfalt bergop naar het kasteel alvorens de laatste meters naar het centrale plein.

Opnieuw niet heel fris over de finish, vooral dankzij een pijnlijke rechterheup en bilspier. Gelukkig wel voldoende tijd om met hulp van Luís mijn plannetje uit te voeren. Snel naar de juwelier om een kleine gedenkplaat te laten graveren met een persoonlijke boodschap van Linda en mij aan Carlos en de organisatie. Dan als de wiedeweerga naar de masseurs want zoals ik er nu bij loop, twijfel ik of starten morgen überhaupt een optie is. Opnieuw word ik stevig onder handen genomen en in allerlei kronkels gewrongen. Nooit geweten dat ik zo lenig ben. Maar het helpt wel, mijn heupen en bilspieren voelen weer enigszins in balans. Na het diner zoeken Linda en ik een moment om in besloten kring ons presentje aan Carlos, familie en staf te geven. De reactie is hartverwarmend. Een klein kado gegeven vanuit diepe emotie wordt met diepe emotie en stevige omhelzingen ontvangen. Dan is het tijd voor bed. Morgen wacht immers één van de zwaarste etappes.

Etappe 6: Peneda – Lindoso

Afgelopen edities vond ik dit een rare etappe. Je begon vanuit het prachtige Peneda, maar liep al snel kilometers lang omhoog te sjokken over een asfaltweg. Vanaf het uitkijkpunt even voorbij Tibo is het parcours een aaneenschakeling van variatie: single tracks, bos, Romeinse paden, prachtige oude dorpjes, pittige klimmen, technische afdalingen en een finish om van te dromen. Maar dat eerste stuk bleef een doorn in het oog. Gelukkig was Carlos dat eens met ons en verkenden we in maart al een alternatieve route: niet omlaag vanuit Peneda, maar juist omhoog, langs een klein stuwmeer en dan via een fenomenale afdaling het naastgelegen dal in. Maar ook waar we eerder altijd de verharde weg pakten, kiest hij nu voor alternatieve paden door landerijen, akkers en bos. Wat voorheen een aardige etappe was, werd in één klap een geweldige etappe. Ik moest alleen wel lachen toen Luís bij de startbriefing niet serieus werd genomen toen hij meldde dat we de kerk omhoog gingen en daarna nog verder omhoog langs een dreigende grauwe rotsformatie. Pas toen we daadwerkelijk voorbij de rots aan het klimmen waren, hoorde ik wat verbaasd gemopper om me heen van een aantal oudgedienden; zij waren ervan overtuigd dat Luís ze in de maling nam.

Hoewel de eerste klim nog geen 400 meter is, doet de steilheid hem zwaarder aanvoelen dan ik me herinner van een maand geleden. Eenmaal voorbij het stuwmeertje is het flink oppassen geblazen in de bijzonder technische afdaling. We hebben gelukkig mooi weer en grotendeels droge ondergrond, maar dan nog is constante focus geboden. Op zich wel jammer want de omgeving waarin we lopen is werkelijk adembenemend: het ene moment kale rotspartijen, het andere moment een stroompje door jungle-achtige begroeing. Het duurt niet lang voordat we in Gavieira aankomen waar we een stukje asfaltweg pakken. Net voorbij Tibo lopen we over een alternatief pad naar de eerste verzorgingspost. Dit pad is meteen zo zwaar dat ik wel begrijp waarom voorgaande jaren de asfaltweg werd genomen. Maar goed, niet piepen, dit is wat je wilde. Bij de post moet ik even op adem komen. Mijn heupen en billen zijn gelukkig weer helemaal goed, maar een paar keer volschieten in de klim en afdaling en nu net een pittige klim over een zwaar pad, het hakt er wel in. Is niet erg, vanaf hier kan ik de route immers bijna dromen. Stiekem kijk ik al vooruit naar Soajo.

Tussen Tibo en Soajo geniet ik met volle teugen. Het terrein loopt makkelijk en ik heb gezelschap in de vorm van Gert-Jan Kootstra. Ook hij kan niet anders dan genieten van het prachtige landschap, het heerlijke weer en de gekozen route. Alleen de steile afdalingen over stukjes asfalt liggen hem niet zo, maar die blijven gelukkig tot een minimum beperkt. In dit deel kom ik ook regelmatig Jan-Willem Beijer tegen. Hij heeft vandaag niet zo’n beste dag: moe en weinig energie. Normaal gesproken loopt hij kilometers voor me uit, maar vandaag doet hij rustig aan. Drie jaar geleden zou hij zichzelf helemaal in de soep hebben gelopen, inmiddels weet hij beter en schakelt hij over naar standje rustig doorbuffelen. Ruim een uur na de vorige verzorgingspost komen we aan in Soajo bij post twee. Ik loop meteen een stukje door naar het cafe om de hoek en bestel een biertje. Daar had ik zo naar uitgekeken. Met biertje in de hand begroet ik binnenkomende lopers, maak ik een praatje met Ana en geniet ik van een rustmomentje.

Van Soajo naar Lindoso is een stuk dat altijd verrassingen biedt. Niet heel zwaar, maar pittiger dan je denkt. Het ene jaar vergeet je de steile klimmetjes, het andere jaar overvalt de afstand je. Dit jaar zou voor mij toch gesneden koek moeten zijn aangezien ik hier begin maart nog liep. En inderdaad, alles verloopt precies zoals ik verwacht. Het pad langs Rio Lima is nog net zo mooi als voorheen, de klim naar het uitzichtpunt precies zo steil en lang als ik me herinner. Zelfs het jungle-achtige deel tussen Cunhas en Campo Grande verteer ik met gemak. Een korte maar heftige afdaling naar de stuwdam brengt ons naar de slotklim van vandaag: vanaf de weg rechtsaf, met handen en voeten tegen de heuvel op. Een maand geleden was dit deel nog ondoordringbaar begroeid met bramenstruiken, maar de organisatie heeft het pad mooi schoongemaakt. De laatste paar honderd meter lopen door Lindoso om te finishen bovenop de heuvel tussen het kasteel en de graanschuurtjes. Geweldige etappe, mooie finish en ik voel me beter dan ooit.

Etappe 7: Pitões das Júnias – Montalegre

Raar om hier weer terug te zijn in Pitões das Júnias. Krap een week geleden was dit onze tweede verzorgingspost en genoten we nog van een kopje koffie, 9 uur ‘s ochtends. Het weer was toen wel anders, veel gematigder en een stuk warmer. Nu is het wat onstuimig: miezerregen, veel wind, af en toe een fikse bui. Maar net voor de start breekt het zonnetje door, zoals beloofd. De afdaling naar de waterval gaat hard, misschien wel wat te hard. Maar ach, ik loop lekker en gok erop dat ik tijdens de klim op de trappen weer voorbij word gestoken. Grappig genoeg gebeurt dat niet. Of ik heb een serieus groot gat geslagen met mijn achtervolgers of het klimmen gaat me wederom niet slecht af. Ik zie andere deelnemers hier hun jasje uit doen. Slecht besluit. Tijdens de klim is het weliswaar wat warm, maar zogauw we op de top zijn, koelt de felle wind je binnen een paar seconden af. Ik houd mijn jack dus aan. Mijn voorspelling komt uit en ik zie het halve deelnemersveld in de wind worstelen met jasjes aantrekken die de wind hen probeert te ontfutselen. De afdaling naar Covelães is heerlijk: initeel wat steil en technisch, maar al snel gevolgd minder steil terrein, over makkelijk te belopen paden. Ook hier gaat het tempo weer flink omhoog.

Bij de eerste post blijf ik niet te lang rondhangen. Ik weet wat er nog gaat komen, voornamelijk valsplat omhoog. Deze etappe is wat saai vergeleken met al het moois van de afgelopen dagen, maar o wee als je hem onderschat. Via een diepgelegen dalletje lopen we naar Travassos en Sezelhe, waar we vorig jaar in het prachtige Casas de Entre-Palheiros ondergebracht waren. Dan omlaag naar Frades, de Rio Cávado oversteken, helaas via de nieuwe brug, en via een niet al te zware klim naar post twee in Cambezes do Rio. Tot nu toe waren het vooral brede zandwegen waar we overheen liepen. Vanaf hier maakt dat plaats voor wat meer bos en single track, maar toch vooral voor 10 km lang klimmen. Nu en dan een afdalinkje, maar nooit heel lang. Net buiten het dorp herken ik de grote, platte, met mos bedekte rots waar ik zes dagen geleden een paar minuten op heb liggen slapen. Nu gelukkig geen behoefte aan. Mijn hoofd zit in standje doorbijten omdat ik het best zwaar heb. Het parcours is hier nooit echt steil genoeg om wandelen te rechtvaardigen, dus ik blijf doordribbelen, maar omdat het serieus valsplat is, snak ik regelmatig naar adem. Dan doemt de laatste serieuze klim op en weet ik dat we er bijna zijn.

Bij de top aangekomen, schiet ik vol. Vanaf hier is nog maar een paar kilometer naar de finish. Er valt een gewicht van mijn schouders waarvan ik niet eens doorhad dat het er was. Enigszins beduusd probeer ik dit gevoel thuis te brengen. De PGTA lopen heb ik al vaker gedaan en niet altijd onder de meest ideale omstandigheden, dus dat kan het niet zijn. Honderd kilometer is ook geen onbekende van me, hoewel deze wel tot de zwaarste behoort die ik ooit gelopen heb. Dan dringt het pas tot me door dat ik nog nooit een 100 km in een etappeloop gedaan heb. En al helemaal niet zo’n zware aan het begin. Al het fysieke geneuzel van de afgelopen dagen, uitvallende benen, protesterende heup- en bilspieren, verkrampte kuiten en bovenbenen, valt op zijn plaats. Mijn lichaam gaf al een poosje aan dat ik op en voorbij de limiet liep, maar mentaal weigerde ik daarmee bezig te zijn. Het enige dat ik mezelf toestond was uitvogelen hoe ik deze en de volgende etappes door zou kunnen komen. Nu ik minder dan een uur verwijderd ben van een succesvolle afsluiting, durf ik me eindelijk mentaal wat minder schrap te zetten. En dat resulteert in tranen. Zowel vanwege wat ik gedaan heb als vanwege het feit dat het bijna voorbij is.

Waterlanders van verdriet en opluchting in mijn ogen, een enorme brok in mijn keel, mooi moment voor het laatste klimmetje en de gemeen steile afdaling Montalegre in. In de verte zie ik het plein waar de finish zou moeten zijn. Het is echter verdacht leeg. Huh? Toch finish bij het kasteel? Nee, dat is één grote bouwput geworden. Na een paar keer rechts en links snap ik eindelijk wat de organisatie gedaan heeft. Vanwege het dreigende weer hebben ze ervoor gekozen de finish indoor te plaatsen in een enorme expo-hal. Qua beleving misschien wat minder, maar voor de veiligheid van de deelnemers absoluut de juiste keuze. Met een laatste scherpe bocht naar links zie ik eindelijk de finishboog. Nog steeds emotioneel bereik ik de finish. Daar heb ik moeite me uit te drukken, dus ik blijf even stil, strek me uit op de grond en sluit kort mijn ogen. Shit, helpt niet, zit nog steeds tjokvol emotie. Dan maar terug naar buiten, een afgelegen plekje opzoeken om even tot rust te komen. Kwartiertje later is dat gelukt. Ben nog steeds een beetje schor, maar tenminste wel aanspreekbaar. Norberto interviewt mij en Linda over ons avontuur. Op de vraag waarom wij toch elk jaar terugkomen, antwoorden we in koor: vanwege de mensen. En dat is het precies. Er zijn zat prachtige en professioneel georganiseerde evenementen over de hele wereld te vinden, maar een organisatie als Carlos Sa Nature Events is uniek. Wij komen dan ook niet elk jaar een race of evenement lopen, nee, wij komen elk jaar op familiebezoek.

Nawoord

Dit jaar was de PGTA toch iets minder vakantie en iets meer werk. Ja, daar hebben we zelf voor gekozen, maar dat maakt het niet minder waar. Een 100 km na zes, zeven dagen lijkt me een stuk aangenamer dan andersom. Zeker als reizen en slaap vooraf wat beter geregeld is. Toch hebben we het geflikt: Linda haar eerste 100 km en ik mijn eerste etappeloop met een 100 km. Hoewel dat laatste nooit echt een doel op zich was, ben ik er achteraf best trots op. Vooral gezien de fysieke ontberingen gedurende de week. Was wel blij met het niveau van de massages, zonder was het een stuk lastiger geweest om door te kunnen lopen. Jammer dat Patricia en haar team er niet bij waren; met hen hadden wij de afgelopend drie jaar een aardige band opgebouwd.

Ook dit jaar blonk de organisatie wat mij betreft uit in verbeteringen. Vaker twee nachten in hetzelfde hotel, duidelijke vermelding van reisduur tussen start, finish en overnachtingslocaties, zes geheel of gedeeltelijk vernieuwde etappes om het ook voor de ‘recidivisten’ spannend en uitdagen te houden. De eerste etappe van Mizarela naar Gerês vond ik op zich een goed idee: het geeft de vierdaagselopers immers de kans dit gebied te leren kennen. Helaas is een 25 km in dit gebied geen sinecure en was een vroegere start wellicht beter geweest. Maar reken maar dat de organisatie zich hiervan bewust is en in de toekomst de nodige aanpassingen verricht. Ik wil dan ook elke deelnemer die dit verslag leest op het hart drukken om zoveel mogelijk duidelijke feedback te geven en waar mogelijk, concrete oplossingen aan te dragen. Als deze organisatie zich ergens door kenmerkt, dan is het wel de mate waarin ze jaar op jaar de feedback van deelnemers ter harte neemt. Kom volgend jaar terug en wees niet verbaasd als met jouw specifieke opmerkingen ook echt iets gedaan is.

Linda en ik hebben door de jaren heen een hechte band opgebouwd met Carlos, zijn familie en de CSNE-organisatie. Vooral vorig jaar en dit jaar is die band sterk verstevigd, niet in de laatste plaats vanwege de niet aflatende inzet van Carlos en staf om Linda te helpen haar eerste 100 km te realiseren. Dat doet Carlos niet omdat hij er beter van wordt of uit een soort plichtsgevoel. Nee, dat doet hij omdat hij oprecht om ons geeft, omdat hij in ons dezelfde liefde voor natuur en cultuur ziet als in hemzelf en omdat hij simpelweg een hele gulle, lieve, maar vooral een hele echte persoon is. Geen greintje namaak in de man. De mensen die hij om zich heen verzamelt hebben precies diezelfde eigenschappen. Ze zullen hemel en aarde bewegen om jouw tijd in Portugal onvergetelijk te laten zijn. Nou, wat zeg je ervan? Tot volgend jaar?

Comments