Portugal, 7 juni 2021, 01:43 uur.
Nacht
Ik ben onrustig en klaarwakker. Ik lig in bed maar ik heb nog niet geslapen. Mijn hartslag is veel hoger dan normaal in rust, mijn voeten prikken en kloppen, mijn hersenen draaien op volle toeren.
Zo in bed liggen heeft geen zin. Ik sta op en open de deur naar het balkon. Het is koel, de sterren stralen me tegemoet en ik hoor niets dan kwakende kikkers en tjirpende krekels. Eigenlijk wil ik het liefst mijn rugzakje weer op m’n rug binden en de nacht in lopen. Het voelt alsof het tijd is om weer te gaan. Maar het is maandagnacht, ik hoef niet meer de nacht in te lopen en in het donker eindeloos te dwalen, een streepje op mijn horloge volgend.
De nachten van de TransPeneda-Gerês (kortweg de TPG), de 100 mijl ultratrail in Portugal die ik net voltooid heb, waren lastig, vooral de tweede. Die nacht duurde zo lang. Dat moet een perceptie-foutje in mijn slaperige hersenen geweest zijn. Alle besef van tijd was ik kwijt. Het leek alsof ik steeds maar weer over dezelfde weggetjes liep, zonder verder te komen. Af en toe een vergezicht op de keurige rij lichten van de dam bij Paradela, het volgende checkpoint, op dat moment mijn doel. Maar die lichten kwamen maar niet dichterbij. Zoveel kilometer was het toch niet van Cabril, de vorige verzorgingspost, tot Paradela: 22 slechts. Wel met een berg ertussen, maar daar was ik al overheen. Waarom schoot het dan maar niet op? Ik dacht zelfs even dat ik misschien per ongeluk omgedraaid was en weer terug aan het lopen was.
Totdat ik iemand tegenkwam, een Brit, ook 100 mijl loper. Hij had problemen met navigeren, had mijn lampje gezien en stond me op te wachten. Hij was ervan overtuigd dat we per ongeluk omgedraaid waren en de verkeerde kant op liepen, terug naar Cabril. Dit is weer het zelfde weggetje, het zelfde dorpje als daarnet, zei hij steeds. Oei… precies wat mijn hersenen mij ook wilden doen geloven.
Zijn onzekerheid maakte dat ik me herpakte. Deze man was al de hele nacht aan het hallucineren, zei hij zelf. Ik was echter nog helder. Ik hield me mentaal vast aan dat streepje op mijn horloge. Dat was duidelijk een enkele streep, zonder de stippellijntjes die aangeven dat je ergens al geweest bent. Dus we zaten goed.
Ik heb de Britse loper daarvan verzekerd, maar het drong niet echt door. Hij had de organisatie al gebeld en die zeiden dat hij 2,5km van een verzorgingspost zat. Maar hij geloofde het niet. Hij bleef maar zeggen dat we verkeerd liepen. Toen ben ik heel egoistisch geweest: ik heb deze man afgeschud toen er wat andere lopers achterop kwamen. Hij was me veel te negatief, dat kon ik niet gebruiken…
Melgaço – Lamas de Mouro
Op donderdag 3 juni om 4 uur ‘s middags waren er meer mensen bij elkaar dan ik sinds het begin van de pandemie gezien heb. De start van de TPG, met zo’n 200 deelnemers op de 100 mijl afstand. Voornamelijk vreemden voor ons, veel buitenlanders waren er ook niet, want om in deze periode naar Portugal te reizen was nog wel een dingetje. Hoewel het uiteindelijk wel meeviel. Portugal was ‘geel’ dus je mocht erheen, andersom eiste Portugal van Nederlanders wel een PCR-test maar geen quarantaine, en op de terugweg hoefden we ons niet eens te laten testen. Maar het was pas zo soepel sinds 1 week voor ons vertrek.
Een goede vriend van ons, Luís, vaste tolk en regelaar van de PGTA, was in een opwelling naar de start gekomen om ons te zien vertrekken. Zo’n 10 minuten na de start uit Melgaço – Barry liep al een eindje voor me uit, we gingen ieder ons eigen ding doen – werd ik ingehaald door een hevig hijgende Portugees die naast me kwam lopen. Het was Luís, die niet met de lopers mee wou vertrekken, en in het publiek stond te applaudiseren, maar daarna achter ons aan was gerend om me in te halen. Hij liep een heel stuk van de eerste klim met me mee en praatte honderduit, zodat ik mijn wedstrijdzenuwen een beetje kon vergeten. Na een uur keerde hij om, met een halve belofte om ook bij de finish te zijn.
De TPG is een tocht langs 4 oude kastelen. Het eerste kasteel was het toneel van onze start. Het tweede kasteel, Castro Laboreiro, bereikte ik net voordat de zon achter de heuvels verdween. Een ruine, bovenop een heuvel met schitterend uitzicht. Hier was ik tijdens een trail camp eens eerder geweest, maar dat was ‘s avonds in het donker. De route was voor mij nieuw tot aan de eerste verzorgingspost, bij Lamas de Mouro. Barry was hier nog niet vertrokken toen ik aankwam. Hij waarschuwde me om wat aan te trekken omdat het fris werd: je kon niet binnen zitten, er was alleen een tent. Na een maaltijd van bouillon, fruit, verschillende koeken en cola diepte ik mijn hoofdlampje op uit mijn rugzakje en vertrok, longsleeve en jasje nog aan.
Rondom Peneda
Nu kwam ik op paadjes die ik kende. Van Lamas de Mouro naar Peneda lopen we vaker in de PGTA. Het is een lieflijk, licht golvend paadje door nat terrein, langs een beekje en door soms ronduit moerassig bos. Uiteindelijk kom je bij de imposante bedevaartskerk van Peneda, met ontelbare trappen, die wij gelukkig af moesten dalen. Oorspronkelijk zouden we bij Peneda een flinke klim hebben langs de waterval omhoog, maar omdat het pad daar weggespoeld was werden we omgeleid door het dal. Een relatief eenvoudig alternatief dat ons wat hoogtemeters en een zeer technische afdaling in het donker bespaarde. Ik kon er niet mee zitten, mijn doel was de TPG te lopen, niet een x aantal kilometers of hoogtemeters!
Sinds vroeg in de eerste nacht, in het segment tussen Peneda en Lindoso, was ik al misselijk, eigenlijk moet ik het ‘weeïg’ noemen volgens Barry. Niet overgeven, maar een maag die niet lekker voelde, geen zin in eten en drinken, als ik dat wel deed voelde mijn maag nog minder lekker. Door rust werd het beter, en dingen als koffie, cola, bouillon hielpen ook.
Ergens in een klein dorpje voorbij Peneda, niet meer dan een paar granieten huisjes langs een lokale weg, zat een cafeetje dat kort voor middernacht nog open was. Het mocht eigenlijk niet, de coronamaatregelen in Portugal dicteerden dat horeca om half 11 dicht moest – maar deze mensen hadden ongetwijfeld het café opengehouden voor hardlopers. Het café werd bemand door een oud echtpaar dat precies wist wat ik aan het doen was. Na even bijkomen met een koffie en een cola stuurden ze me weer op pad met welgemeende succeswensen en een waarschuwing over de kou op dat moment op de Serra Amarela. Die zou ik echter de volgende ochtend pas over gaan.
De koffie deed me opleven en ik dribbelde een heel stuk vals plat omhoog over de weg die ons naar de volgende trail leidde, totdat ik een paar Fransen inhaalde die me aanspraken. Dat was gezellig dus bleef ik even bij ze hangen. ‘s Nachts is het ook wel zo prettig om niet helemaal alleen te zijn. Na even kletsen vervolgde ik mijn weg, maar bleef ze die nacht regelmatig tegenkomen. Altijd zag ik wel voor of achter me lichtjes van andere lopers in de buurt.
Lindoso
In de loop van de nacht bereikte ik Lindoso. Ik liep het voor mij bekende traject over de stuwdam, langs de waterkrachtcentrale, over een paar zeer steile paadjes omhoog naar de heuvel waar het kasteel van Lindoso, mooi uitgelicht in het donker, staat te pronken naast een hele verzameling stokoude Espigueiros – kleine graanschuurtjes op stenen pilaren die typisch zijn voor deze regio. Een iconische plek en alweer het derde kasteel van de vier die we op deze tocht zouden aandoen.
De verzorgingspost van Lindoso had een binnenruimte waar je kon zitten. Ik vond snel mijn dropbag, legde mijn sporthorloge en mobiel aan de oplader, trok mijn schoenen en sokken uit en een extra laagje kleren aan. Het was diep in de nacht; kon ik hier misschien even slapen? Ja: ik had een slaapzakje, en er was plek op de vloer. Ik vond een rustig hoekje en heb 2 uur geslapen, daarna werd ik vanzelf weer wakker, want liggen op de vloer was niet erg comfortabel. Lindoso was geen officiële slaap-post, op andere verzorgingsposten hadden ze wel slaapplekken. Maar dit ging ook prima. Inmiddels was mijn maag rustig genoeg om goed te kunnen eten: groentesoep, koeken, cake, vers fruit, en brood met kaas.
Serra Amarela – Gerês
Langzaam zag ik het buiten licht worden. Net voor zonsopgang stond ik weer buiten met mijn rugzakje op en verse sokken aan. De klim naar Serra Amarela, de etappe naar het mij welbekende Gerês, kon beginnen! Ik was opgefrist door de paar uurtjes slaap en het eten, en genoot van de prille ochtend, de vogels, de eenzaamheid. De Serra Amarela had ik nog nooit beklommen. Het is een berucht gebied, maar vooral vanwege het slechte weer dat je daar kan treffen zonder enige beschutting. Nu was het zonnig, en ‘s ochtends gelukkig nog koel.
Vanaf het eerste ochtendlicht, toen ik Lindoso verliet en de Serra Amarela klim begon, tot het vallen van de avond in Cabril, waar ik aan de voet van de zwaarste en meest technische klim van de TPG stond – op vrijdag dus, ben ik van café naar verzorgingspost naar café gelopen. In mijn strijd tegen de warmte en mijn weeïge maag kocht ik waar ik maar kon koffie, cola, waterijs, schepijs (mente-chocolat oftewel after eight ijs! Briljant voor je maag). En bij elk fonteintje of beekje schepte ik water in mijn petje om mezelf te koelen. Het was overdag erg warm, maar op deze manier uit te houden.
Ik wist precies waar de cafeetjes zaten, door het voorwerk dat ik had gedaan. Het eerste cafeetje dat ik aandeed was in een dorpje met de actuele naam Covide. We waren hier in November nog geweest met Luís en Carlos, toen om warme chocomel te drinken en even uit de regen te zijn, nu ging ik voor koffie met melk en cola op het terras. Ik raakte daar aan de praat met vier Britse wandelaars, die vol bewondering en interesse waren voor wat ik deed. Ook zij hadden al voorkennis. Het fleurde me op om even te kletsen met mensen, na zo lang alleen gelopen te hebben.
Het bijtankmomentje in Covide sterkte me voor het volgende deel van de route: de klim naar Calcedonia (ik onthou die naam altijd door aan Tante Sidonia te denken). Een stenige, heftige klim met veel geklauter over rotsen, en uitzichten op nog veel imposantere rotsen om je heen. De klim is niet heel lang en ik overwon ‘m zonder problemen. Bovengekomen moet je onder een enorme rots door kruipen om aan de andere kant aan de afdaling te kunnen beginnen, waar je ook weer veel aan het klauteren bent, maar dan naar beneden. Een onvergetelijk landschap.
Uiteindelijk bereikte ik de weg, waar wat supporters stonden die me vers water gaven. En daarna de afdaling naar Gerês, die ik op m’n duimpje ken. Vlak voordat ik Gerês binnenliep hoorde ik, als vanouds, de omroeper João ‘Joca’ Carvalho al roepen: Lindaaaaa! Come on come on come on!
Gerês – Cabril
In Gerês was weer een grote verzorgingspost met dropbacks. Ik had al bedacht wat ik hier ging doen: douchen! Dat was heerlijk, zeg. Met schone outfit aan schoof ik even later bij wat Portugezen aan voor een maaltijd met onder andere overheerlijke tonijn-lasagne. Het was serieuze business voor mij om bij te eten, dus hoewel ze in het Engels kletsten (er zal een niet-Portugees tussen hebben gezeten) negeerde ik ze totdat ik uitgegeten was. Daarna raakte ik wel met ze aan de praat. Een van hen bleek de vorige TPG 100 mijl editie gelopen te hebben, en vertelde enthousiast dat hij toen allerlaatste was geworden. Dat leek mij ook wel een mooi resultaat om naar te streven!
Overigens werd ik in Gerês niet alleen door João maar ook door andere vaste PGTA-crew leden Fernando, José en Marina ontvangen. Wat een warm bad. Omringd door goede zorgen heb ik daar gezeten en Marina heeft zelfs m’n dropbag voor me terug gesjouwd naar de verzamelplaats. Nadat ik de post verliet vervolgde ik niet rechtstreeks de route, maar ging eerst naar Vai Vai Gerês voor een ijsje en een koffie. João kwam meteen bezorgd naar me toe gerend: je gaat toch niet stoppen!! Nee, alleen nog even een laatste opkikker voordat ik verder ga!
Want na Gerês volgt weer een steile klim, naar het Pedra Bela uitzichtpunt. Alles daar in de omgeving van Gerês is steil, maar ook deze klim ging me goed af. Daarna was het echt een tocht van café naar waterpunt naar café. Inmiddels was het middag en goed warm. Overal waar ik kon at ik een ijsje, mijn maag verdroeg dat goed en ik kreeg er steeds weer wat nieuwe energie van. Locals, supporters en lopers van andere afstanden (die nog niet gestart waren) maakten een praatje, allerlei talen behalve Nederlands kwamen langs.
Het laatste stuk naar Cabril droogde het aanbod aan terrasjes en waterpunten wat op, maar gelukkig was de zon alweer achter de bergen aan het zakken. En de natuur bood nog veel moois; de route kwam hier langs meerdere schitterende watervallen. In Cabril, de volgende (dropbagloze) post was het al schemerig. Hier had ik weer wat meer moeite met eten, maar voedde mezelf met bouillon en fruit. Het was belangrijk om me even te herpakken en moed te verzamelen. Want niet alleen moest ik nu de tweede nacht in, iets dat ik nog nooit eerder had gedaan. De hele middag was ik door de mensen die ik sprak gewaarschuwd voor de Muur van Cabril, een technische, lange en loodzware klim die ik niet kende, en die vlak na Cabril begon.
Ik belde Barry om hier even zijn take op te krijgen, maar hij was bezig een eigen probleem op te lossen (ontbrekende dropbag). Toen heb ik een goede vriend en mede-trailrunner gebeld, Mark Groeneweg. Het hielp enorm om even door iemand verteld te worden dat je het echt wel kan, en om wat nuttige tips te krijgen, zoals ‘als je even wilt slapen, ga dan OP het pad liggen want dan maakt de volgende loper je weer wakker’.
Cabril – Paradela
Na dat gesprek ben ik vol goede moed vertrokken uit Cabril. Toen ik nog geen 100 meter ver was, kwam João langs rijden. Hij stopte om me gedag te zeggen en was bezorgd dat ik in m’n eentje die klim in het donker ging doen. Hij heeft toen geregeld dat een paar lopers iets verderop even op mij wachtten. Een daarvan was weer een vriend van Miguel die ons een lift had gegeven vanuit Ponte da Barca naar de start: klein wereldje. Ik heb dus met drie Portugezen die Muur beklommen en, tijdens onze korte pauzes, naar de lampjes van lopers voor ons en de heldere sterren zitten kijken. Soms was het lastig om het verschil te zien!
Het was denk ik wel goed dat ik niet alleen was, voor de veiligheid, want het was bij vlagen inderdaad wel een erg technische klim. Een soort stenen ladder af en toe, net zoals Tolkien dat bij de Cirith Ungol klim beschrijft. Soms moest je over enorme rotsen omhoog kruipen. Voordeel van de nacht was wel dat je de afgronden niet zag… Later zag ik de foto’s van Barry die daar nog bij daglicht was (hij liep nogal op me voor) – het bleek niet zo erg op Mordor te lijken. Natuurlijk wel net zo steil, maar de rotsen zijn niet zwart maar mooi licht graniet, en het staat vol met varens en brem en bloeiende hei en andere bloemen en planten.
Na de klim in een rustig tempo, met veel micropauzes, te hebben afgelegd, kwamen we uiteindelijk boven – eerst op de valse top, daarna op de echte. Eenmaal boven volgden we een kilometers lange weg die naar beneden glooide. Ik heb mijn medeklimmers daar verlaten omdat zij alles wandelden, en ik vlak en naar beneden wilde rennen. Zij konden veel sneller wandelen dan ik en haalden me af en toe als het weer omhoog ging, net zo snel weer in. Ik heb ze nog vaak gezien die nacht.
Zoals ik aan het begin van dit stukje al schreef, duurde deze nacht voor mijn gevoel eindeloos. Na die vele trage uren kwam ik uiteindelijk aan het einde van de nacht aan in Paradela, de laatste post met dropbag. Weer kreeg ik een warme ontvangst van José en Fernando (die dropbagvervoer deden) en van Thiago, die me adviseerde om niet te gaan slapen, omdat ik nog maar anderhalf uur tot de tijdslimiet had. Een kort dutje had nog gekund, maar ik voelde me niet zo slaperig dat ik onmiddelijk in slaap zou kunnen vallen. Dus heb ik maar weer de electronica aan de opladers gelegd, schoenen en sokken uit getrokken, warme kleren aangedaan en gegeten wat ik kon. Zodra ik buiten het eerste ochtendlicht zag verschijnen vertrok ik weer. De hoofdlampjes konden in de dropbag achterblijven: het was nog maar 1 dag lopen!
Paradela – Pitões das Júnias
Het was behoorlijk fris. Toen ik uit Paradela vertrok, rond half 6 – een half uur voor de tijdslimiet – had ik alle kleding nog aan die ik bij me had. Blote benen en een hardlooprokje, maar daarboven een ondershirt, longsleeve, regenjasje, en handschoenen. En nog was het fris. Maar de dag duurde nog lang en toen de zon boven de bergen uit kwam, begon het al snel op te warmen. Eerst was dat nog lekker: toen het eerste zonlicht het pad verwarmde, heb ik een paar minuten liggen slapen in de berm.
Maar al snel fikte de zon genadeloos op de brede zandpaden die in dat stuk van het parcours veel zaten. Vergeleken met het gebied waar ik gisteren was, waren hier minder beekjes, fonteintjes en ook al geen cafeetjes onderweg. Iedere keer dat ik wel een fonteintje vond, maakte ik daar goed gebruik van door te drinken en mezelf te koelen. Koud water kreeg ik goed weg, sterker nog, ik vond het heerlijk. Mijn eigen lauwe, oude water dronk ik maar spaarzaam en met tegenzin. Achteraf kan ik mezelf wel voor m’n hoofd slaan dat ik niet gewoon vers, koud water in m’n waterzak heb gedaan bij die kraantjes… Die paar minuutjes die het kost om even je water te verversen waren het wel waard geweest! Al zou een softflask hier ook wel handig voor zijn geweest, maar die had ik niet bij me. Leerpuntje.
Wat ik die laatste dag veel deed was tikkels eten. Lekker zout. Daarnaast winegums, daar leefde ik zo’n beetje op, afgezien van wat fruit en een puddingbroodje van de verzorgingspost bij Pitões. Want op deze ochtend kreeg ik zowaar honger, ik heb zelfs nog een snickers gegeten die ik al sinds de start bij me droeg.
Pitões das Júnias – Montalegre
Toen ik de laatste verzorgingspost in Pitões in het oog kreeg, kwamen er tranen. Daar besefte ik voor het eerst dat ik het ging halen. Vanaf daar was het niet meer zo ver naar Montalegre en alles ging nog goed. Toen dacht ik trouwens nog dat die laatste 23 kilometer redelijk gemakkelijk zouden zijn. Die etappe lopen we altijd in de PGTA en dat is bijna helemaal over glooiende landweggetjes, afgezien van de eerste klim en afdaling, die over een heuvel gaat waar af en toe het pad ontbreekt en je over de pollen heen moet struikelen.
Maar nu had Carlos er in mijn beleving een soort kamikazetrail van gemaakt. Het ene na het andere paadje ging steil omhoog of steil omlaag. En dan bedoel ik dat je daar staat te bedenken hoe je dat in godsnaam moet gaan doen met 140 kilometer in je benen. Andere paden waren compleet overlopen met niet te vermijden water en/of modder. Barry had me al gewaarschuwd, droge voeten kan je vergeten dus doe niet moeilijk. En ja, dan loop je toch maar stug door, rechts voor links, links voor rechts. Aan alles komt een einde.
Maar zoals ik zei, alles ging, hoewel het toen niet zo voelde, eigenlijk wel heel goed. Ik kon altijd, weliswaar meestal nogal langzaam, door blijven lopen. Rechts voor links, links voor rechts. Ik wandelde veel, maar dribbelde toch ook nog stukjes. En dat ondanks (lichte) maagproblemen sinds nacht 1. Dan heb ik dus, laten we zeggen vanaf middernacht, want het begon niet lang na Peneda, 39 uur met misselijk gevoel rondgelopen.
Die getallen brengen me steeds van de wijs, ze zijn bijna niet te geloven. Ik denk doordat tijd eigenlijk geen betekenis meer heeft tijdens zo’n tocht. Ik kijk niet regelmatig hoeveel tijd er verstreken is, en hoe laat het is merk je alleen heel globaal. Doordat mensen geen goedemorgen maar goedemiddag zeggen, of door de stand van de zon. En je eigen tijdgevoel raak je kwijt, wat meer een zegen is dan iets anders.
Mijn benen hielden zich ongelofelijk goed. Ik kreeg pas na 100 kilometer wat stramme benen. Echt waar. En nog niet eens zo erg als ik bij eerdere lange tochten heb meegemaakt. Volumetraining geslaagd!
Ik heb 1 pijntje in mijn voet gehad, dat op de laatste ochtend ontstond toen ik me verstapte, en even voelde alsof het een dingetje kon worden. Maar het ging vrij snel weer weg. Verder alleen sinds de tweede nacht pijn in m’n onderrug, die wel vervelend was. Misschien had ik mijn buik- en rugspieren niet goed genoeg getraind. Mijn voeten hebben zich verder ook heel goed gehouden, net als m’n benen. Bijna geen pijn en geen noemenswaardige blaren. Ik had er eentje die ik achteraf even moest verzorgen, daar was vuil in gekomen.
Mentaal zat ik er echter wel redelijk doorheen. Aan opgeven dacht ik niet, ook niet aan hoe lang het nog was, maar dingen oplossen was er ook niet meer bij. Ik zat in een negatieve stemming, alles was zwaar en niet leuk. Maar ik signaleerde het niet en kon het dus ook niet ombuigen, iets wat me in mijn recente lange trainingen wel was gelukt. Het enige wat ik nog deed was stomweg door blijven lopen, want ik wist: ooit zou ik er wel een keer komen, en ook al deed ik het kruipend, de tijdslimiet ging ik wel halen.
Finish
Uiteindelijk werd de monotonie van mijn voortploegen naar Montalegre doorbroken door degene die me ook aan het begin van de tocht, een eeuwigheid geleden, had vergezeld: Luís.
Hij kwam me op ongeveer 4 km van de finish tegemoet, met twee flesjes koud water. De ideale metgezel op dat moment, die een beetje tegen me aan kletste, voorzichtig wat positieve gedachten meegaf, op milde wijze vertelde wat er nog komen ging aan zware stukjes, en alles voor me deed wat hij kon. En zo kwam er weer wat positiviteit in mijn hoofd en begon ik te denken aan de finish. Het ging lukken! We waren er bijna!
Een paar 100 meter voor de finish wachtte Barry me op om me te filmen. Ik wist dat het richting het vierde en laatste kasteel weer omhoog ging, want ook dat kasteel, waar de finish was, stond natuurlijk op een heuvel. Maar er stond publiek, het einde was in zicht, dus ik dribbelde met mijn laatste greintje energie in een gestaag tempo naar de finishlijn. Ik kreeg mijn medaille.
Klaar. Huilend in de armen van Barry. Daarna felicitaties van Carlos en de huldiging van João, die ook daar weer stond als omroeper.
Op zaterdagmiddag 5 juni heb ik de finish van de TPG bereikt, in ongeveer 47 uur. Meer dan twee keer langer dan ik ooit gelopen had. 3 uur voor de tijdslimiet.
Nu zit ik alweer te denken aan wat er beter kan…
Comments