Helipad 2019

Mijn verslag van het Helipad vorig jaar lijkt niet heel positief als je hem nu terugleest. Dat had niks te maken met de organisatie, de route of de fantastische vrijwilligers, maar alles met de afstand. Het duurde even voordat ik daarachter was. 146 km, hoe ver het ook klinkt, is een beetje een meh-afstand. Tuurlijk, meer dan 100 km is altijd pittig, maar het is geen 100 mijl. Ik vermoed dat het merendeel van de lopers vorig jaar ervaren 100-mijlslopers waren. Dan voelt 146 km toch een beetje als een ‘korte’ afstand. Het Helipad verschilt ook met veel ultratrails in dat er relatief veel asfalt en bebouwde kom in zit. Daar is Willem Mücher echter heel duidelijk over vooraf. Hij noemt het zelfs een hybride trail: van alles wat, zeg maar. Als ik nog eens kritisch terugdenk aan vorig jaar, was het voor mij uiteindelijk een hele mooie loop. Beetje revanche voor mijn Legends Trail debâcle, urenlang met Peter Swager opgetrokken en qua beleving een heerlijke dag en nacht buiten gespeeld. Toch herkende ik nog steeds dat meh-gevoel dat ik eerder al noemde.

Dit jaar werd het Helipad volwassen. Dat wil zeggen, uitgebreid naar de volle 100 mijl, meer trails, maar nog steeds relatief minimale verzorging. Drie posten overdag, eentje ‘s nachts. Tussen Limbourg en Vaals geeft Willem nog wel twee punten aan waar gerevitailleerd kan worden: water bij de Wesertalsperre-stuwdam, eten en drinken bij Total A3 Lichtenbusch. De tijdslimiet wordt aangepast naar een gemiddelde snelheid van 5,22 km/u. Met de start om 8 uur zaterdagochtend betekent dat zondagmiddag 4 uur ‘s middags binnen zijn. En natuurlijk op tijd bij de tussengelegen checkpoints. Qua deelnemersveld is het dit jaar een stuk rustiger: 22 in plaats van 48. Tijdens de briefing tref ik een aantal bekenden: Joop Werson, Renske en Ernst-Jan Vermeulen, Tim Weiss, Salif Bakayoko, Pascal Poulain, Lisenka Beenders, en nog meer. Ook met de kok, Roger Chappin, is het een hartelijk weerzien. De man die mij ‘s ochtends ophaalt bij Abdij Rolduc, maar ook de man die de soep champignon-vrij houdt. Prachtkerel.

Start

Na de briefing stellen we ons op voor de start. Nog even alle gezichten en namen langs de camera en dan is het tijd om te vertrekken. Meteen na twee keer rechts loopt het halve veld verkeerd. Dat blijft hier een dingetje met een onduidelijke splitsing. Maar goed, een paar honderd meter verder komen de paden weer bij elkaar, dus het boeit niet. Irritanter is dat ik in een moment van onoplettendheid aan de verkeerde kant van het beekje beland. Gelukkig makkelijk op te lossen door wat behendige passen over een paar gladde keien. Vooraan zie ik de koplopers al uit het zicht verdwijnen, bij mij in de buurt zijn o.a. Tim en Johan Bogaert. De eerste kilometers ligt het tempo vrij hoog, zo rond de 10 km/u. Goed vol te houden, zeker op dit terrein, maar een stemmetje in mijn achterhoofd attendeert mij erop dat ik nog 300 km van de week ervoor in de benen heb. Niet dat ik daar nu al last van heb, maar het kan een dingetje worden later op de dag of in de nacht. Daarom besluit ik vanaf de eerste verzorgingspost, op 25 km, wat gas terug te nemen.

Rond 40 km krijg ik net als een jaar terug een flinke dip. Ik ben al 5 uur onderweg en ik mis lunch. Gelukkig is daar restaurant Le Moulin du Val Dieu waar ik even de tijd neem voor een warm appelgebak met vanille-ijs en een alcoholvrije Jupiler. Zo, dat smaakt goed, zeg. Betekent wel dat ik ben ingehaald door Yvonne, maar da’s okee. Ik ben hier voor een lange duurtraining in voorbereiding op de Duinhopper, dus liever 30 uur onderweg dan 24. Ik loop weer lekker en het weer werkt nu wel mee. Eerder vandaag was het guur: harde wind, miezerregen afgewisseld met stortbuien en best koud. Nu schijnt de zon en loopt de temperatuur flink op. Net voor post twee in Aubel haal ik Yvonne bij. Ze is verbaasd dat ik achter haar loop, maar knikt begrijpend als ik haar mijn appelgebak-pauze uitleg. Even later komt het volgende groepje aangedribbeld: Renske, Ernst-Jan, Lisenka en Hannah. Laatstgenoemde dames stapten vorig jaar in Vaals uit wegens fysieke belemmeringen, dit jaar zijn ze vast van plan om het Helipad uit te lopen, ook al is-ie bijna 10 mijl langer. Ik vertrek als eerste, heb mijn pauze immers al gehad bij Le Moulin du Val Dieu. Yvonne komt vrij snel achter mij aangelopen.

Hoewel de hoogtemeters redelijk te verwaarlozen zijn in dit deel van het parcours, loop je nooit echt vlak. Vaak is het een kwestie van mentaliteit of je gaat wandelen of blijft dribbelen over de lange stukken valsplat. Omdat ik me nog steeds goed voel kies ik regelmatig voor het laatste. Het weer baart me wel wat zorgen. We lopen naar het zuiden en hebben zicht op de grauwe wolken met enorme regengordijnen, die uit het zuidwesten op komen zetten. Het soort wolken waarvoor ik doordeweeks met alle plezier een training oversla, zeg maar. Net voor de bui losbarst, trek ik snel mijn regenjack aan in de beschutting van een schuurtje. Felle regen en hagel blijven mij gelukkig bespaard omdat ik net in een dicht stuk bos kom te lopen. Even buiten het dorp Henri-Chapelle bega ik dezelfde navigatie-fout als vorig jaar. Maar waar toen veel lopers voor mij een pad platgetrapt hadden, moet ik het nu zelf doen. Ik twijfel, loop een paar keer heen en weer, overleg met Yvonne die net aan komt lopen en besluit uiteindelijk toch maar dwars door iemands tuin over het prikkeldraad te klimmen. Terwijl ik aan de ene kant van het prikkeldraad sta en Yvonne aan de andere kant, worden we opeens bestookt met een tirade van giftig-klinkend Frans. De bewoner maant ons om te keren en helemaal rondom te lopen. Tenminste, we denken dat hij dat bedoelt. Maar ik sta al aan de goed kant, no way dat ik weer over dat prikkeldraad heen klauter. Yvonne loopt terug, maar ik weet haar de juiste weg te wijzen als ik de uitgang van het paadje tegenkom dat we hadden moeten hebben. De ingang is echt heel slecht te vinden.

Limbourg

Tot aan Limbourg blijf ik bij Yvonne lopen. Beetje gezelschap kan geen kwaad. Net wanneer we Welkenraedt uitlopen, overvalt een stortbui ons. Gelukkig kunnen we even schuilen onder een afdakje. Zo snel als de bui op kwam zetten, zo snel is-ie ook weer voorbij. Als we de brug in Dolhain oversteken, weet ik dat we bijna in Limbourg zijn. Nog even een steile klim naar het oude dorp en we komen aan bij de derde verzorgingspost. Mijn horloge geeft 71 km aan, nog niet eens op de helft. Limbourg is voorlopig de laatste keer uitgebreide verzorging, inclusief dropbag, dus ik neem het ervan. Tot wel drie mokken rijk gevulde kippensoep vinden een weg naar mijn maag; chips en een biertje voltooien de maaltijd. Omdat Eupen niet meer aan het parcours ligt, zit een patatje er vanavond niet in, vandaar mijn schranspartij alhier. Niet veel later komen Renske, Ernst-Jan, Lisenka en Hannah binnen. Yvonne vertrekt alweer, ze krijgt het koud en had geen warme kleren in haar dropbag. Vorig jaar bleef ik hier anderhalf uur hangen, nu wil ik wat eerder vertrekken. Aan de andere kant, ook wel fijn om met een groep de nacht in te gaan. Ik kijk aan wat Renske en Ernst-Jan doen. Wil al jaren eens met hen samenlopen, misschien is dit wel het juiste moment. Als zij zich klaarmaken om te vertrekken, doe ik snel mijn ding: lange broek en long-sleeve aan, eten/drinken aanvullen, hoofdlampje in de rugzak en mijn flinterdunne Berghaus regenjack vervangen door een warmer jasje. Het groepje waarmee ik uit Limbourg vertrek bestaat uit Renske en Ernst-Jan, Lisenka en Hannah, en Endymion Kasanardjo.

Helaas valt Endy al snel af. Hij heeft de eerste 70 km op dunne sandalen gelopen, daar lijkt hij nu de prijs voor te betalen. Met z’n vijven dribbelen we rustig richting de eerste stuwdam van vandaag, namelijk die bij Lac de la Gileppe. Doet me denken aan onze klim bij Paradela, behalve dat we nu de trap mogen gebruiken in plaats van klauteren over manshoge rotsblokken. Voorbij het stuwmeer duiken we het bos in. Het pad is goed begaanbaar, de klimmetjes en afdalingen net steil genoeg voor wat afwisseling tussen rennen en wandelen. Ons groepje trekt soms op een lint, dan verzamelen we weer. Renske en Ernst-Jan kunnen wandelen in een tempo dat ik rustig dribbelend net bij kan houden. Lisenka en Hannah moeten het juist, net als ik, van de afdaling hebben. Toch zou ik graag wat meer wandelvaardigheid op willen doen; vooral in de bergen komt dat goed van pas. Ik knoop een gesprek aan met eerst Ernst-Jan, vervolgens met Renske. De openingsvraag is steeds dezelfde: waarom doen jullie dit? Ik vraag dat natuurlijk niet voor niets. Kwam er vorig jaar achter waarom ik dit doe en sindsdien razend benieuwd of anderen er net zo over denken. Niet dat ik meen de wijsheid in pacht te hebben, maar veel ultralopers die ik erover spreek kunnen zich vinden in mijn beweegredenen. Nu heb ik eindelijk de kans om een toch wel legendarisch stel als de Vermeulens uit te horen. Linda en ik grappen onderling wel eens dat als we later groot zijn, we net als Renske en Ernst-Jan nog steeds samen belachelijk lange afstanden willen lopen. De antwoorden die ik van ze krijg, sluiten zeker aan bij mijn beleving; interessant dat ze beiden de nadruk ergens anders leggen. Inhoudelijk kom ik hier in een later stukje nog op terug.

In de verte meen ik een loper te zien. Yvonne? Kan bijna niet, zij was immers bijna een uur voor ons uit Limbourg vertrokken. Maar als we de Wesertalsperre-stuwdam oversteken, blijkt ze het toch te zijn. Ze vindt het terrein zwaar, is niet gewend om zoveel hoogteverschil te verstouwen. De honderdmijlers die ze gelopen heeft, vonden plaats in het platte noorden van Nederland. Ja, dan is dit wel even andere koek. Maar goed, wij komen net aan, zij is alweer klaar om te vertrekken, dus het valt nog best mee qua vertraging. Via de trappen klimmen we naar het restaurant. Niet dat deze open is, maar er is een buitenkraan en hopelijk een mogelijkheid om even te zitten. Wel zo lekker na al dat geloop. Tegen alle verwachting in brandt er licht in het restaurant en lijkt deze nog open te zijn. Helaas, een privé-feestje, geen toegang voor ons. Gelukkig wel genoeg stoelen om even uit te puffen en een werkend toilet. Als je al 13 uur onderweg bent, voelt zelfs een openbaar toilet als een luxe. Omdat de schemering is ingevallen en we voorlopig nog wel even door het bos zullen lopen, zet ik mijn hoofdlampje alvast op. Met verbazing kijk ik naar de rugzakken van Renske en Ernst-Jan. Het was me nog niet eerder opgevallen, maar nu ze allerlei materiaal voor de nacht tevoorschijn toveren, zie ik pas hoeveel ze bij zich hebben. Zeker een kilo of zes, gokt Ernst-Jan. Mijn rug kan tijdens dit soort tochten niet meer dan een kilo of drie aan. Bovendien weet ik niet wat ik nog meer mee zou moeten nemen. Tenminste, geen dingen die ik hard nodig heb onderweg. Daar heb ik wel een punt volgens Ernst-Jan: hij geeft toe dat hij en Renske regelmatig meer bij zich hebben dan absoluut noodzakelijk. Zit ook een keerzijde aan, natuurlijk. Bij een drastische weersomslag of een overwachte situatie, moet ik het redden met het kleine beetje materiaal, eten en drinken dat ik bij me heb. Renske en Ernst-Jan hebben dan nog reserves in hun rugzak.

Moeras

Een kilometer of vijf na de stuwdam, begint het moeras waar Willem tijdens de briefing voor gewaarschuwd had. Als het gebied rondom Pissevenn dicht is, mogen we eromheen via een stuk straat. We zien wel een bordje maar geen versperring, dus we volgen de oorspronkelijke route. Hier lopen we opnieuw Yvonne tegen het lijf. Ze zit er helemaal doorheen, krijgt haar benen niet meer in beweging. Ik probeer haar duidelijk te maken dat haar benen daar niks over te zeggen hebben, maar dat ze mentaal de knop om moet zetten: forceer een minuscule dribbel, zorg dat je weer beweegt en je zult zien dat het wel meevalt. Of ik ben niet duidelijk (heel goed mogelijk ‘s nachts) of Yvonne krijgt de knop niet omgezet. Ze dribbelt in ieder geval niet met ons mee. Het terrein hier is ook niet heel makkelijk: hobbelig, drassig en regelmatig graspollen die dan wel, dan niet meegeven. Ik ben dan ook blij als we een kilometer of zeven verder weer even over de straat kunnen hobbelen. Ondanks mijn uitstekende maaltijd in Limbourg begin ik wat hongerig te worden. Ik weet echter dat het tankstation nog zeker een uur op zich laat wachten. Ik verdrijf de tijd en het hongergevoel met zoute nootjes, pinda’s met kokos, Fruitella’s en honing/sesamzaad-koekjes. Niet substantieel genoeg om de nacht door te komen, maar voor nu voldoende. Eindelijk horen we in de verte auto’s over een snelweg razen. Na een paar honderd meter steken we de weg over en slaan we rechtsaf richting de Total.

Qua vette hap valt het tegen, maar een zakje chips, bakje kwark, flesje chocomel en een dubbele espresso bieden uitkomst. Ongegeneerd parkeren we onze vermoeide lijven languit de gang naast de kiosk. Schoenen gaan uit, rugzakjes af, even genieten van wat rust en warmte. Lisenka en Hannah blijken in het tankstation aan de andere kant van de snelweg te zitten; gelukkig kunnen ze ons makkelijk bereiken via een loopbrug. Omdat ik op Speedcross 4 Wide loop, voelen mijn voetzolen wat beurs aan. De oplossing blijkt heel simpel: schoenen uit en de voeten laten ademen. Voor optimaal effect zou ik ook nog mijn sokken uit moeten doen, maar dat durf ik in gezelschap niet aan: ze ruiken nu al naar iets dat minstens een week dood is. Waarschijnlijk een combinatie van zweet en moerasprut. Hoop ik. Na ruim een uur vervolgen we onze weg. Het zwaarste deel van het parcours begint hier: door het bos boven Köpfchen, dan via Preuswald en de Vaalserberg naar verzorgingspost vier. Of zes, als je buitenkraan en tankstation meetelt. Nog geen half uur later knippert mijn Petzl Myo twee keer en valt prompt uit. Middenin een technische afdaling door een stikduister bos, wel te verstaan. Op een omgevallen boom verwissel ik de batterijen, mijn telefoon als zaklamp gebruikend. Gelukkig had ik kort daarvoor een gaatje geslagen waardoor ik nu niet heel ver achterop raak bij de rest.

Vaals

Net als vorig jaar verbaas ik me erover dat de klim naar de top van de Vaalserberg heel erg meevalt, terwijl de kortere klim vanuit Preuswald even daarvoor zwaar tegenvalt. Zal ook iets te maken hebben met in het donker lopen, gok ik. Eenmaal bovenaan laat ik Renske en Ernst-Jan achter me door als een idioot af te dalen. Ergens tussen het tankstation en Preuswald lijk ik wel een nieuw setje benen te hebben gekregen. Geen pijntjes, vermoeidheid of stramheid meer te bekennen. Lopen gaat weer vanzelf. Uitgelaten kom ik aan bij de laatste verzorgingspost. Daar staan Tim en Stef me op te wachten. Nadat ze mijn tracker vervangen, vragen ze of ik een biertje lust? Het is half vijf ‘s ochtends, dus ja, ik lust wel een biertje. Gecombineerd met een warme kop groentesoep en een zak chips is dit mijn ontbijt. Of uitgestelde late-night snack, net hoe je het bekijkt. Voordat ik mijn schoenen uittrek, bied ik vast mijn verontschuldigingen aan. Gelukkig zijn de vrijwilligers van de scouting te slaperig of te versuft om last te hebben van de stank. Arme jongens. De hele nacht opblijven om een handjevol gestoorde ultralopers te ondersteunen, je moet het er maar voor over hebben. Vergis je niet, wij hebben wat te doen onderweg, zij brengen vrijwel de hele dag en nacht stationair door. Respect!

Een minuut of tien na mij komen de Vermeulens binnen, maar het duurt even voordat Hannah en Lisenka verschijnen. Het gaat niet goed met Lisenka. Zowel fysiek als mentaal zit ze er helemaal doorheen. Ze is zo blij dat ze het tot hier gehaald heeft, maar twijfelt enorm of ze wel verder kan. We proberen haar te motiveren, moed in te spreken en tips te geven, maar iedere ultraloper weet dat externe input het niet haalt bij de interne strijd. Hannah loopt verder met Renske en Ernst-Jan, ik blijf nog even genieten van mijn dekentje en biertje. Ik probeer Jeroen Kratz te weerhouden van opgeven, maar zonder resultaat. Net voor het licht wordt maak ik me klaar voor de laatste 40 km. Als ik buiten sta, doe ik nog een laatste poging Lisenka op te beuren. Ik vertel haar: ‘Wat je ook doet, kom zo in ieder geval even de tent uit om het eerste ochtendlicht te begroeten. Niks magischer dan dat in ons wereldje. En vergeet niet, als je hier stopt moet je die 127 km bij een volgende poging weer lopen. Nu heb je ze al in de pocket. Doei!’ Geen idee of het helpt of überhaupt aankomt, dat zien we later vandaag wel. Merk dat ik zelf ook een beetje motivatie nodig heb, dus ik volg mijn eigen advies op: genieten van het eerste ochtendlicht. Makkelijker gezegd dan gedaan zo vroeg in de ochtend, typisch het moment dat ik begin te slaapdribbelen. De eerste paar keer weet ik wakker te worden voordat ik ergens tegenaanloop, maar dan schrik ik bruut wakker omdat ik een stoepje afstap. Ken je dat gevoel, dat je been ineens veel langer lijkt en vervolgens je heup in je oksel zit? Ben nu wel klaarwakker…

Omdat Hannah, Renske en Ernst-Jan veel eerder uit Vaals vertrokken dan ik, gok ik op een weerzien bij de finish. Niets blijkt minder waar als ik een uur later twee lopers voor me zie. Renske heeft een dipje dus zij en Ernst-Jan zijn gaan wandelen; Hannah is doorgelopen. Okee, dan stoemp ik even door, kijken of Hannah behoefte heeft aan gezelschap. Nog een half uur later zie ik een rugzak en een paar handschoenen op een picknicktafel liggen. Lijken op die van Hannah, dus ik neem plaats tot ze tevoorschijn komt uit de bosjes. Best fijn om even wat druk van de benen te halen. Hannah eet wat totdat de Vermeulens driftig voorbij komen gestapt, dan sluit ze aan. Ik volg op een kleine afstand. We bevinden ons in het Würmtal, een prachtig natuurgebied ten zuidoosten van Kerkrade. Vorig jaar liep ik hier in het donker, nu geniet ik met volle teugen van het uitzicht op de rivier en de kronkelende paadjes. Niet veel later haal ik Hannah, Renske en Ernst-Jan weer in. Ondanks mijn goede humeur en het voorspoedige verloop tot nu toe, begin ik langzamerhand wel te verlangen naar een finish. Met nog 20 km te gaan misschien wat te vroeg, maar je moet wat. Ik blijf zoveel mogelijk doorlopen, ook bergop, sla daardoor een flink gat met de anderen. Ik beloof mezelf een korte pauze in Merkstein, bij bakkerij Moss, voor een broodje en een kop koffie.

Laatste loodjes

Honger gestild en hoofd weer helemaal fris door een shot cafeïne, begin ik aan de laatste kilometers. De Grube Adolf lag al een poosje in het zicht, maar doemt nu imposant voor me op. Negentig meter klimmen op 300 meter afstand klinkt als een leuk verzetje, maar met 155 km op de teller gaat het niet meer vanzelf. Gelukkig is het pad wat gesaneerd door de gemeente: je glijdt nu niet elke tweede stap terug, maar pas na vier stappen. Ondanks de inspanning kan ik er om lachen. Als ik boven ben, dat wel. De afdaling is een stuk zwaarder, net steil genoeg om niet voluit te kunnen gaan. Eenmaal beneden volgt net als vorig jaar een mentale beproeving in de vorm van een nutteloze lus dwars door een aantal weilanden. Dit heeft niks met trailen te maken, is puur bedoeld om wat kilometers toe te voegen. Maar ook dat hoort erbij in een ultraloop. Bij Worm slaat de route linksaf en via wat landweggetjes en een drietal vijvers, kom ik eindelijk aan bij Abdij Rolduc waar ik gisteren nog overnachtte. He, een bekend gezicht. Yvonne staat me op te wachten. Ergens in de nacht is haar GPS-apparaat gevallen en kon ze niet meer zelfstandig navigeren. Dat, bovenop niet meer kunnen dribbelen, heeft haar doen besluiten te stoppen. Ziet er nog soepel uit, roept ze me toe. Uh ja, de beentjes doen het nog prima, het is vooral het hoofd dat wat inspiratie nodig heeft. Gelukkig is het niet ver meer. Nog een stukje door Kerkrade Centrum en dan via de eindeloze Voorterstraat bergop naar de finish. Mooi geweest zo. Willem begroet me en noteert de tijd. Zesde plaats in 27 uur en 41 minuten. Dik twee uur langer dan vorig jaar met 20 km extra op de teller. Maar… toen had ik geen 300 km in de benen, toch een subtiel verschil. Nee, ik ben niet ontevreden, doel was immers om een uur of 28 op de been zijn. Begin juni staat qua tijd het drievoudige op het programma, dus dit is prima zo.

Een blik op de tracking site maakt me blij: Lisenka is toch nog vertrokken uit Vaals en ze ligt niet eens zo heel ver achter Renske en Ernst-Jan. Sterke comeback van haar. Maar eerst Hannah binnenjuichen, gevolgd door de Vermeulens. Als Lisenka dan binnenkomt, krijgt ze alle knuffels, felicitaties en steunbetuigingen die ze verdient. Wat is zij diep gegaan om deze tocht te voltooien. Geen van ons geloofde er echt in dat ze zou vertrekken uit Vaals, maar ergens wist ze nog een laatste restje doorzettingsvermogen te vinden. Dat is niet iedereeen gelukt. De nacht heeft voor velen het verschil gemaakt. Sommigen kwamen alleen te lopen, anderen kregen last van haperende GPS-apparaten. De afstand en het nieuwe parcours zullen ook zeker een rol hebben gespeeld. Nadat we Joop Werson hebben binnengehaald, krijg ik een lift van Renske en Ernst-Jan naar Amersfoort. Middenin een fascinerend gesprek val ik zonder enige waarschuwing in slaap; pas tussen Utrecht en Amersfoort word ik weer wakker. Oeps… was ik toch iets vermoeider dan ik dacht. Maar goed dat komend weekend een rustweekend is, de derde alweer dit jaar. In tegenstelling tot de vorige twee rustweekenden zonder ultraloop, kijk ik best wel uit naar deze. Even helemaal niks doen, dat waardeer je pas als je de rest van de tijd druk bent.

Nawoord

Nou, al met al een groot verschil met vorig jaar. Langer, zwaarder, kleinschaliger, meer trail. Maar ook zaken die in positieve zin terugkeren: voortreffelijke organisatie, heerlijke soep, geweldige vrijwilligers en het sfeertje van kameraadschap en zelfredzaamheid waar ik bij dit soort tochten zo naar uitkijk. Fijn dat ik eindelijk eens een flink stuk met de Vermeulens op pad ben geweest. Willem heeft al aangegeven een speciale editie te organiseren volgend jaar, iets met het jaartal vertaald naar aantal kilometers, daarbij de grenzen van het hertogdom laten voor wat ze zijn en meer nadruk op trail en natuur. Ik houd me aanbevolen!

Comments