Wat een tocht! Niet het zwaarste parcours dat ik ooit gelopen heb. Niet de langste afstand of de meeste tijd onderweg. Zelfs niet de meest gruwelijke weersomstandigheden. Maar de ‘perfecte’ mengelmoes van zwaar terrein, snertweer, lange afstand en lange duur, maakte dit één van de zwaarste tochten die ik tot nu toe gelopen heb. Misschien wel de zwaarste, als je de belabberde voorbereiding meerekent.
De voorbereiding
Want die voorbereiding was me een partij belabberd. Kort door de bocht, alles wat mis kon gaan, ging mis. Ten eerste zat er maar twee weken tussen de PSR, toch wel mijn grootste uitdaging dit jaar, en de Great Escape. Ja, dat doe ik helemaal zelf qua planning, maar het speelt wel een rol. De PSR zelf verliep boven verwachting, maar de extra inspanning van regelmatig boven vermogen moeten/willen lopen, zat een voorspoedig herstel behoorlijk in de weg. Ten tweede was ik de week voor de Great Escape fysiek niet in al te beste doen. Een sluimerend virus en pittige migraine leverde een aantal slapeloze nachten op. Het virus was op tijd weg, de migraine helaas niet. Pijnstillers brachten wat verlichting, maar van slaap inhalen was geen sprake.
Ten derde was de nacht van vrijdag op zaterdag op zijn zachtst gezegd kort. Start van de Great Escape is 4 uur ‘s ochtends, maar je moet eerst nog in Ettelbrück zien te komen. De organisatie regelt daarvoor een bus die om twee uur vanuit Maboge vertrekt. Dat betekent half twee daar zijn, dus om kwart voor 1 op. Van Amersfoort naar Maboge is echter ook een stukkie rijden en er moet wat aan de innerlijke mens gewerkt worden middels avondeten. Tien uur lag ik op bed, met barstende koppijn en restless legs. Kwart over twaalf viel ik in slaap, een half uur later ging de wekker. Kak!
Nou maakt één slechte nacht voor een evenement niet zo heel veel uit, mits je de nachten daarvoor maar goed slaapt. Was niet helemaal het geval bij mij. Je doet er niks aan, dus met de instelling dat dit een mooie gelegenheid was om een keer twee nachten door te halen, stapte ik de bus in. Tijdens de anderhalf uur durende reis geen oog dichtgedaan. Kwartier voor de start aankomst in Ettelbrück, in 12 minuten alles weten te doen waar ik normaal een half uur voor nodig heb (omkleden, startnummer, rugzakje, horloges, lampje, etc.), net op tijd om de laatst overgebleven tracker te ontvangen. Ah, nog even de route tevoorschijn halen. Wat? Geen routes op mijn horloge? Iets mis gegaan met synchroniseren, dus afhankelijk van afpeiling. Wat kan er nog meer misgaan?
Gelukkig was de start iets later dan gepland, minuut of zes, en maande de organisatie ons vooral op de afpeiling te letten: deze had prioriteit op de GPX-route tenzij anders aangegeven met fluorescerende gele pijlen. Kwestie van goed de ogen open houden, ook als je ogen dat eigenlijk niet meer willen. De start was zoals gebruikelijk een informeel van 10 tot 1 tellen en de meute zette zich in beweging.
De route
De Great Escape is een combinatie van de Lee Trail en de Eislek Trail, beiden opgezet door Escapardenne. De Lee Trail loopt van Ettelbrück naar Kautenbach over 53 km met 2000 hoogtemeters; de Eislek Trail voert je van Kautenbach naar La Roche-en-Ardenne over 106 km met 4000 hoogtemeters. De Great Escape wijkt hier en daar af voor checkpoints, extra steile klimmetjes en natuurlijk de laatste 6 km lus: de Muur van Maboge op en af.
Je wordt aangeraden de route op horloge of draagbaar GPS-apparaat te zetten, maar gezien de uitmuntende markering (witte golf op een blauwe achtergrond), is dat eigenlijk niet nodig. Waar de route afwijkt is duidelijk afgepeild met fluorescerende gele pijlen. Verkeerd lopen kan, maar dat heb je dan echt aan jezelf te danken. Toegegeven, na 20 of 30 uur zonder slaap mis je wel eens een bordje, maar dat kan met je horloge/GPS-apparaat net zo goed gebeuren: als je niet kijkt, mis je wel eens wat. Mijn enige momenten van twijfel waren als ik honderden meters geen bordje waarnam, maar op een pad liep zonder vertakkingen. Dan duurde het even voordat ik een bordje tegenkwam, maar ze waren er wel degelijk.
De route in Luxemburg is prachtig. Een constante variatie in ondergrond, beschutting, begroeiing, dorpjes en diverse soorten paden. Je verveelt je geen moment. Wel valt op dat veel paden goed te belopen zijn, duidelijk gemikt op wandelaars. Niet dat er voor ultralopers geen uitdaging in zit, integendeel, maar vergeleken met het laatste kwart van de Great Escape, was het hier makkelijk lopen. Toch had ik in Clervaux (op 77 km) al meer dan de helft van het totale aantal hoogtemeters te pakken, zo’n 3500.
Van Clervaux naar Houffalize staat het parcours bekend als relatief makkelijk. Minder hoogtemeters, minder zware paden, goed renbaar. Hoewel er nog best wat pittige klimmetjes in zaten, vond ik het lastige aan dit stuk vooral de Bello Gallico-achtige paden door de weilanden. Diep uitgesleten karresporen met aan weerskanten prikkeldraad of brede, saaie paden waarbij je constant moet slingeren om uit de modder te blijven. Daar komt bij dat je hier grotendeels boven de 400 meter hoogte loopt, dus oppassen met regen, wind en kou. Beschutting is er bijna niet.
Het laatste kwart begint met een afwijking van de Escapardenne-route. Vanuit Houffalize een gemene asfaltklim naar checkpoint 6, dan over drassig terrein de bossen in waar de paden in een modderbad zijn veranderd. Bij droog weer zal het hier best aangenaam lopen zijn, door de constant aanhoudende regen was het steeds een keuze tussen enkeldiep in de modder of natte schoenen door de begroeiing. Ondanks dit alles, is het hier nog steeds aardig loopbaar. Daar komt vanaf de A26 abrupt een einde aan. Hier begint namelijk een opeenvolging van achterlijk steile paadjes, rots- en boomwortelpaadjes langs de Ourthe, klauterpartijen over spekgladde rotsen, loodrecht omhoog of omlaag waar paden ontbreken en klimmen waar geen einde aan lijkt te komen. Geweldig terrein om overdag onder een zonnetje in rond te dartelen; na 125 km en 5000 hoogtemeters afgelegd in dik 25 uur waarvan 13 uur onafgebroken regen, viel het wat tegen.
Het venijn van de Great Escape zit hem in de staart. Niet een vrolijk krulstaartje dat je naar de finish leidt, nee, meer een wurgslang van 30 km waarbij je steeds vaker het vermoeden krijgt dat je paden voor de derde keer kruist. En dit is nog buiten de laatste lus gerekend waarmee Stef en Tim pogen kaf van koren te scheiden. Stel je voor dat je er al 160 km op hebt zitten en je met een vermoeide grijns het finishterrein oploopt. Komt Stef je doodleuk vertellen dat je wat mag eten en drinken, maar dan wel weer op pad moet om de route te vervolmaken. Nog even de Muur van Maboge omhoog, lusje en dan knettersteil weer naar beneden. Geloof me, er zijn genoeg deelnemers die liever ter plekke een DNF pakken dan nog een uur, anderhalf uur lang lijdend voorwerp van Stef en Tim’s leedvermaak zijn. Maar… je had de route, je wist dat het ging komen, dus je moet niet zo zeiken. Bij de eerste editie was dit wellicht nog een onaangename verrassing, maar tegenwoordig weet iedereen toch dat dit lusje eraan komt?
De tocht
Terug naar de start. Ondanks mijn crappy voorbereiding en de schrik van het geen route hebben, loop ik de eerste kilometers lekker weg. Ik maak me zelfs even zorgen dat ik misschien wat te snel ga, maar ach, vertragen komt er vandaag toch nog wel van. Checkpoint 1 op 25 km is een onbeschutte picnicbank waar menig loper aan het ontbijt aanschuift. Ik niet, ik pak een broodje chocopasta en loop door. Omdat op checkpoint 2 de eerste dropbags liggen, gok ik dat je daar binnen kunt zitten. Het is nu echt nog te koud om stil te staan of zitten. Checkpoint 2 blijkt half binnen, half buiten te zijn. Maar je zit beschut en er is soep, na 37 km onderweg best lekker. Klein half uurtje later vervolg ik mijn weg richting checkpoint 3, gelegen naast een prachtig kasteeltje. Daar hebben ze wraps, die smaken ook goed. Ik ben nu dik 9 uur onderweg en alles zit mee. Zonnetje, af en toe gezelschap onderweg, mooie route, eigenlijk een heerlijke ontspannen dag.
Regen
Tussen checkpoints 3 en 4 vallen de eerste regendruppels. Het is 4 uur ‘s middags als ik besluit mijn lichtgewicht regenjack aan te doen. Ik zit maar een kilometer of 4 van mijn dropbag op checkpoint 4 af, maar ik neem toch de moeite. Vaak genoeg hardleers geweest en totaal verzopen aangekomen; vandaag even niet. Hoewel alles nog redelijk fris en fruitig oogt/ruikt, trek ik toch verse sokken, ondershirt en long-sleeve aan. Daaroverheen mijn OMM regenbroek en -jas. Op dit moment wellicht nog te warm, maar het is al zes uur wanneer ik vertrek, de nacht komt eraan en het regent inmiddels stevig. Liever te warm dan te koud. Op het checkpoint zelf heb ik de grootste lol met M&M: Maarten en Marek. Iets over kalibreren dat verkeerd verstaan wordt, kerels in je waarmee kennelijk bier bedoeld wordt en een blower die Marek tot waanzin drijft. Intussen worden we liefdevol verzorgd door Harry de Vries. Maakt niet uit wat we vragen, hij komt ermee terug: soep, tosti, cola, zelfs een zakmes. Later blijkt dat hij ook nog van start gaat op de 50 mijl en hem uitloopt na de hele vrijdag en zaterdag te hebben gevrijwilligd. Wat een held!
Dries
Als ik op het punt sta te vertrekken, spreekt Dries Brouckaert me aan: zullen we samen lopen, vraagt hij. Dat lijkt me best gezellig eigenlijk. In het donker lopen is nogal een eenzame bedoening. Ik heb er voldoende ervaring mee, maar een beetje aanspraak kan geen kwaad. Terwijl ik antwoord steek ik een sigaret op en even lijkt Dries zich te bedenken. Maar kennelijk wegen gezelschap en gevoel van veiligheid zwaarder dan rare gewoontes en vertrekken we samen richting checkpoint 5. Dries is heerlijk gezelschap: af en toe ouwehoeren, maar vaak verzonken in stilte, prijsstellend op elkaars aanwezigheid. Zo nu en dan klampen andere lopers aan, dan vallen ze weer af, maar ons nachtelijk verbond blijft heel lang in stand.
Patat
Als we Troisvierges naderen, laat ik Dries weten op zoek te gaan naar een hapje eten. Het is inmiddels half negen en hoewel ik nog geen serieuze honger heb, weet ik uit ervaring dat een echte maaltijd de nacht veel draaglijker maakt. Dries heeft er een hard hoofd in, maar hij volgt mijn voorbeeld. In Cafe Portugal doe ik me tegoed aan een bord patat, een Radler en een Leffe Blonde. Dries houdt het bij patat, cola en water. We sluiten wel beiden af met een pittig bakje koffie. Vol en voldaan vervolgen we onze tocht. Nog steeds in de regen.
Chez Ingo
Op ongeveer 103 km, kleine 19 uur onderweg, ligt checkpoint 5, ook wel Chez Ingo genaamd. Net als tijdens het Helipad bemant Ingo van de Bergh deze post, voorzien van alles wat een ultraloper begeert: koffie, bier, chips, wraps, cake, alles was er. Alleen geen suiker, maar dat vergeven we hem. Jozef de Cock zit er wat verloren bij. Als Dries en ik op het punt staan te vertrekken, vraag ik hem mee. Ga maar vast, zegt Jozef, ik pik later wel aan. Helaas blijkt later dat hij hier uitstapt. Had ik hem wat meer moeten prikkelen?
Houffalize
Na Chez Ingo volgt een pittige klim naar het hoogste punt van de Great Escape. Dan een afdaling, wat op en neer, nog een lange afdaling naar Houffalize en vanuit het dorp een asfaltklim naar checkpoint 6. Halverwege de klim knak ik. Dries loopt door en geef hem eens ongelijk: warmte en droge kleren lonken. Ik doe rustig aan, kom als een grijs muisje binnen en wordt prompt door iedereen over het hoofd gezien. Het is twee uur ‘s nachts als ik een bordje rijst met kip wegwerk en mezelf voor mijn kop sla dat ik alleen voor checkpoint 4 een dropbag heb achtergelaten. Ondanks onderdak en warme versnaperingen koel ik razendsnel af. Ik heb echter geen schone kleren tot mijn beschikking, dus ik probeer me in een deken gewikkeld wat op te warmen. Dries doet een tukkie.
Slaapwandelen
Na anderhalf uur gaan we weer op pad. Dries is uitgerust en door beiden wat vaart te maken, warm ik ook weer wat op. De regen heeft de paden in een modderbrij verandert en we glibberen van klim naar afdaling naar klim. Omdat ik behalve het half uurtje slapen vrijdagavond al zo’n 45 uur wakker ben, slaapwandel ik de meeste klimmen. Dat leg ik even uit. Ik blijf alleen wakker wanneer ik ren/jog. En zelfs dan val ik nog wel eens in slaap. Maar deze klimmen zijn door terrein en steilte niet te rennen, dus ik moet wandelen. Als ik wandel, val ik in slaap. Tot ik ergens in of tegenaan loop. Een gat in de grond, een diep karrespoor, boomwortel, rots of prikkeldraad. Dan schrik ik wakker en kan ik er weer een minuutje tegenaan. Dat proces herhaalt zich ettelijke malen, vooral op de langere, minder steile klimmen. Afdalingen en serieus steile klimmen gaan daarentegen prima.
Mig en De Kachel
Zo slaapwandel ik naar checkpoint 7 waar twee oude bekenden de post bestieren: Michiel Panhuysen en Peter Swaeger, ook wel Mig en De Kachel. Peter ken ik goed van de Bello Gallico, Legends Trail en natuurlijk het Helipad, waar ik ruim 20 uur met hem samenliep. Michiel ken ik van zijn Ultra Mind-weekend en natuurlijk talloze loopverslagen. Ingepakt als ik ben, herkent Michiel mij in eerste instantie niet. Peter wel, die loopt al naar buiten met een paraplu zodat hij, Alexander en ik gezellig een paffie kunnen doen. Dries zit hier al even. Ik ging slaapwandelend zo traag dat hij doorgelopen is, anders koelde hij teveel af. Ik ben wel blij dat hij hier op me wacht zodat we alsnog samen verder kunnen.
Ochtend
Een uurtje na checkpoint 7 kunnen onze lampjes uit: de ochtend is aangebroken. Mijn slaperigheid verdwijnt als sneeuw voor de spreekwoordelijke zon, maar de echte zon zit nog steeds verborgen achter ondoordringbare regenwolken. Het deert me niet, we zijn immers aangekomen in voor mij zeer bekend terrein: de Ourthe-vallei. De vele paadjes met keien en boomwortels doen me opleven, het klimmen gaat vanzelf en van de steile, technische afdalingen fris ik helemaal op. Dries heeft het hier zwaar. Dit is zijn eerste honderdmijler en hij is geeneens ultraloper. Dat wil zeggen, hij is ultraduursporter. Veertig uur op de mountain bike is niks voor deze bikkel. En als er een 200 km roei-ultra zou bestaan, had hij zich al ingeschreven. Maar goed, nu loopt hij even minder lekker.
Ons gezelschap is inmiddels uitgebreid met Paul Dehoux en Michaël Chevalier, sympathieke Belgen die net als Dries en ik elkaars tegenpool zijn in het klimmen en dalen. Ik laat bewust soms een gaatje vallen zolang de rest maar bij elkaar blijft. Daar waar het terrein zwaar technisch wordt, kruip ik voor en geef ik aan wat makkelijk en/of veilig is. Zo blijft ons groepje organisch bij elkaar, maar kan ik tussendoor helemaal los op het terrein.
Bijdehandjes
Na nog maar eens een bizar steile klim, valt ons oog op een rood zwaailicht onder een pijl rechtsaf. Dat moet de post zijn en inderdaad, een kleine honderd meter verder staat de tent van checkpoint 8. Door zowel het enthousiasme als het aanstekelijke humeur van de vrijwilligers, ontpopt Dries zich tot de lokale cabaretier, ik vervul de rol van cynische sidekick. We hebben veel lachers op onze hand, naast een enkeling die ons veel te bijdehand vindt na 146 km en een kleine 30 uur. Tja, wat moet je dan, een potje gaan zitten huilen? Mooi is wel om te zien en horen dat onze filters, zeg maar de sociale wenselijkheid-adapters, volledig door de regen zijn weggespoeld. Sommigen van de blikken die we na de zoveelste plompverloren opmerking krijgen, liegen er niet om. Ja, allemaal heel grappig die bijdehande ultralopers, maar je zou ze niet op een sociaal evenement uitnodigen.
Verticaal
Na checkpoint 8 volgt de beruchte afdaling waar zoveel deelnemers, inclusief Dries, tegenop zien. Bij de Trail des Fantomes is dit een klim: 20 meter bijna verticaal, ondersteund met een ketting. Omhoog geen sinecure, omlaag in de regen over de spekgladde rotsen totaal gekkenwerk. Precies waar ik van houd. Kettingen zijn niet aan mij besteed. Betrouwbaarheid daargelaten, als een andere deelnemer plots een ruk aan de ketting geeft vanwege uitglijden of iets dergelijks, word ik met mijn lichte gewicht van de rotswand gelanceerd. Nee, bedankt. Ik gebruik zoals altijd wat de natuur mij biedt: boomwortels, rotsen, richels en zwaartekracht. Op handen en voeten naar beneden, dat wel. Dicht tegen de rotswand geplakt blijven, glijden waar het moet, controle waar mogelijk. Binnen een paar tellen ben ik beneden, zonder kleerscheuren en met een brede grijns op mijn gezicht. Dan is het *kuch* even wachten op de rest. Zij kiezen ervoor achterstevoren, de ketting liefkozend, stapje voor stapje af te dalen. Werkt ook, duurt alleen wat langer.
Staartje
Na het abseilen is het weer tijd voor de typische Ourthe-paadjes. Langs de rivier over boomwortels, rotsblokken, hellende single tracks en meer van dat soort ongein. Ik ben in mijn element, maar merk dat het tempo bij de rest sterk zakt. Aangezien we ruim binnen de tijdslimieten lopen, zal het me worst wezen. Dit is het groepje waarmee ik het ga volbrengen. Zelfs tijdens de klimmen sta ik weer mijn mannetje. Alleen op de echt lange doorhalers moet ik terrein prijsgeven. Terrein dat ik op de eerstvolgende afdaling steeds ruimschoots goed weet te maken. Maar het duurt wel lang allemaal. En het weer begint een immer nadrukkelijkere rol te spelen. Soms miezert het wat, dan zwelt de wind plots aan en krijgen we een korte, maar heftige hoosbui over ons heen. En dat uren achter elkaar.
Linda
Na 33 uur en 3 kwartier met 161 km op de teller, komen we aan bij de finish in Maboge. Dat wil zeggen, we moeten nog een lusje, maar we mogen hier even revitailleren. Ik krijg te horen dat Linda een kwartiertje achter me zit. Of ik niet op haar wil wachten zodat we de laatste lus samen kunnen lopen. Ik twijfel. Dries en ik, maar ook Paul en Michaël, hebben inmiddels zo lang samen gelopen, het voelt wat onwennig nu op te splitsen. Bovendien ben ik bang dat ik een enorme klap voor mijn kop ga krijgen van Linda. Ik heb haar toch een beetje deze tocht aangepraat. Met dit weer en deze omstandigheden kan ik me goed voorstellen dat haar handpalm op mijn tronie een welkome uitlaatklep vormt. In gedachten verzonken merk ik niets van het vertrek van mijn kompanen. Ze koelden teveel af volgens omstanders en wilden zo snel mogelijk weer verder. Tja, dan zit er weinig anders op dan wachten op Linda.
Dat duurt gelukkig niet lang: een paar minuten later komt ze het terrein op dribbelen. Stef dirigeert haar mijn kant op en ik kan een kleine brok in mijn keel niet onderdrukken. Ze ziet er nog zo sterk en fris uit. Relatief gezien dan. Ik had meer frustratie en uitputting verwacht, maar niets is minder waar. Met een stralende glimlach valt ze me in de armen, blij dat we samen nog een stukje kunnen lopen. Stef maant ons wel om zo snel mogelijk op pad te gaan. Er is een zware wind opgestoken die op het zojuist afgelegde parcours de bomen als luciferhoutjes omknakt. Diezelfde wind komt onze kant op. Net wanneer we vertrekken, sluit Arjan Breugem zich nog bij ons aan.
Maboge
Ook de Muur van Maboge kennen we van de Trail des Fantomes. Een initieel pittig steile 100 meterklim, gevolgd door steeds minder steilere stukken. Uiteindelijk iets van 200 extra hoogtemeters. Linda gaat op de klim niet meer zo hard, maar van tijdnood is geen sprake, dus we doen het rustig aan. Eenmaal boven braakt de hemel een stortbui over ons heen, vergezeld van hevige rukwinden. Ja, we zitten middenin de storm. Arjan had zijn regenjack achtergelaten, dus hij is doordrenkt tot op het bot. Linda’s jasje was al doorgeregend en ze had geen regenbroek bij zich, dus ook zij krijgt het onaangenaam koud. Mijn OMM regensetje doet het nog steeds fantastisch, alleen mijn handen koelen wat af. Om warm te blijven, zetten we een dribbel in. Na een linkerafslag krijgen we de wind in de rug. We lopen onbeschut, maar door de rugwind is de regen minder vervelend en kunnen we goed vaart maken over een stuk asfalt. Uiteindelijk krullen we om de heuvel heen en dalen we af, terug naar Maboge, over een pad dat tot een riviertje verworden is. Soms tot aan de kuiten in het water, denderen we van de heuvel af. Natte voeten mijden heeft niet alleen weinig zin meer, het is feitelijk onmogelijk geworden. We offeren comfort op voor snelheid, uiteraard wel onze behoedzaamheid bewarend.
Finish
Na 35 uur en 20 minuten kom ik aan bij de finish. Linda heeft er 15 uur en 20 minuten over gedaan. En wordt en passant nog even derde vrouw op de 50 mijl. Enigszins bedaard dribbelen we het finishterrein op, nu echt voor de laatste keer. Stef en Tim zijn druk met het stilleggen van de 50 mijl, kennelijk zijn deze weersomstandigheden zelfs voor hen wat te bar en boos. Wij krijgen onze medaille daarom van Ania. Opgelucht en wat vermoeid vallen we elkaar in de armen. Dit voelt voor mij toch een beetje als een goedmaker van de Gran Trail Courmayeur, waar we samen hadden moeten finishen, maar het niet voor elkaar kregen. Wat een tocht!
Nabeschouwing
Qua duur mijn tweede langste tocht ooit, alleen de Duinhopper duurde langer, qua afstand mijn derde. Van de ruim 35 uur onderweg heb ik 22 uur onafgebroken in de regen gelopen. Dat klinkt heel erg, maar zoals veel aspecten van het ultralopen, is het iets waar je je bij neerlegd of iets dat je nekt. Beetje fatalisme is de gemiddelde ultraloper niet vreemd. Maar niet alleen het weer maakte dit zo’n zware tocht. Uit de statistieken blijkt dat ik van de 29 uur in beweging maar 3 uur vlak heb gelopen, 10 uur gedaald en 16 uur geklommen. Drie uur vlak op 29 uur kom ik tegen in de bergen, niet in de Ardennen. Okee, er zal wat meer vals plat tussen hebben gezeten, maar gezien de 6200 hoogtemeters is dat meer vals dan plat geweest.
Gek genoeg is er van herstel bijna geen sprake. Dat wil zeggen, zelfs aan het einde van de Great Escape had ik nog goede benen, de dagen erna nauwelijks spierpijn of stramheid. Mijn rug is een ander verhaal, maar dat blijft toch een dingetje. Voetzolen waren ook prima, had zelfs geen voetenbadje nodig. Wel een paar dagen kouwelijk en hongerig: ik eet voor twee momenteel. Impliceert dat ik voornamelijk op vet heb gelopen. Vergeleken met de PSR, waar ik 80% op of boven vermogen liep en de gels niet aan te slepen waren, toch meer mijn soort inspanning. Lang, langzaam, relaxed, comfortabel. In zekere zin dan.
Het laatste woord gaat naar de organisatie en de vrijwilligers. Nou kan ik het gebruikelijke riedeltje wel opratelen dat ze zo zorgzaam, zo lief, zo enthousiast, zo ondersteunend, zo begaan en zo superdesuperdesuper zijn, maar dat weten we nou wel. Is al vaak genoeg gezegd. Te vaak? Nee, dat nooit. Crap… heb ik het toch nog gedaan. Maar alle gekheid op een stokje, veel belangijker dan hoe ze er staan, is dat ze er staan. Wij maffe lopers zijn een pleureseind onderweg, zij staan al die tijd stil. En dan nog weten ze zo fantastisch te zijn als ze zijn. Chapeaux!
Introductie Foz Coa Douro Trail Adventure (FCDTA) is het tweede meerdaagse evenement georganiseerd door Carlos Sa Nature Events (CSNE). De grootste verschillen […]
Comments