Bello Gallico 2018

Misschien moet ik met deze benen niet eens starten. Dat zinnetje spookt al een paar uur door mijn hoofd. Nadat ik afgelopen week tot twee keer toe met ongekende spierpijn uit een rustige 10 km duurloop kwam, stelde ik dit voor aan Linda. Is het wel verstandig om te starten met benen die niet alleen pijn doen, maar zich ook heel anders gedragen dan ik gewend ben? Ter illustratie, na de triple van FCDTA, Grizzly 100k en LEO 200k in drie weken, had ik pijnlijke voetzolen, maar nauwelijks spierpijn. Mijn bovenbenen waren juist sterker dan ooit, daarom liep ik twee weken later ook zo makkelijk een snelle Uewersauer Trail. Nu in de derde week rust spierpijn van twee keer een 10k, lijkt me sterk dat dat overbelasting of overtraining is.

Ik heb wel een ander vermoeden, maar spreek dit niet uit. Al een paar nachten word ik badend in het zweet wakker, bij mij altijd een sterke indicatie van koorts. Overdag voel ik me prima, geen enkel symptoom van griep of verkoudheid. Zowel tijdens fietsen als lopen voel ik me sterk, maar niet fit. Ik vermoed dan ook dat ik ergens wat opgelopen heb, wellicht tijdens het handjesschudden op Linda’s promotie. De reden dat ik dit voor me hou is omdat ik geen zin heb in een discussie over of het wel of niet verstandig is om te starten. Dat beantwoordt ook meteen de vraag of ik ga starten met deze benen: ja dus. In het ergste geval leer ik met welke benen ik (voortaan) niet moet starten.

Het is ook een principe-kwestie. Er kunnen hele goede redenen zijn om niet te starten, maar door niet te starten kun je deze redenen nooit verifieren. Met andere woorden, een reden om niet te starten, is pas valide als je start en het gaat vervolgens echt niet. In mijn ervaring is de startdrempel vaak hoger is dan waar je na de start tegenaan loopt. Zeker voor ultralopers kan een takke-eind lopen juist een therapeutisch effect hebben, de pijntjes eruitdribbelen, het hoofd leegmaken, genieten van de omgeving. Wellicht is de Bello Gallico daar niet de meest ideale loop voor, maar je kunt in december niet al te kieskeurig zijn.

Bello Gallico

De Bello Gallico bestaat uit twee onderdelen, een 100-mijler die zaterdagochtend om 4 uur begint en een 50-mijler die zaterdagavond 12 uur begint. Korte of lange afstand, je loopt sowieso het merendeel in het donker. Het parcours is een rondje van 80 km. De 100-mijlers lopen deze eerst met de klok mee, dan tegen de klok in; de 50-mijlers lopen alleen tegen de klok in. Vorig jaar was het precies andersom. Nog een verschil dit jaar is dat de helft (40 km) van de route over nieuwe paden loopt. Dit feit en omdat ik nog wat goed te maken had ten opzichte van vorig jaar, deden mij twee weken terug besluiten me in te schrijven.

Hoewel ik in 2017 de Bello Gallico uitliep in dik 28 uur, was het geen daverend succes. Groen als gras op de 100-mijl, maakte ik tijdens de tweede ronde de ene fout na de andere. Batterijen door de intense kou sneller leeg dan verwacht, benodigde spullen onderweg in de verkeerde dropbag, onderkoeling door verkeerde weersinschatting, te lang blijven hangen op verzorgingsposten, teveel alleen lopen, noem maar op. Als ik het fout kon doen, liet ik het niet na. Waar ik het eerste rondje 11 uur nodig had, kostte het tweede rondje me 17 uur. Okee, dat is wel inclusief de pauze tussen de rondjes in, maar zonder dat kom ik nog steeds op bijna 16 uur: anderhalf keer zo lang dus.

Vorig jaar

Als de route dit jaar hetzelfde was gebleven als vorig jaar, had ik er niet over gepiekerd om aan de start te verschijnen. Mensen denken dat de start/finish halverwege de Bello Gallico deze tocht zo zwaar maakt, maar dat is het niet. Toegegeven, het is een mentaal dingetje, maar daar kun je je prima tegen wapenen. Nee, het is juist de route die je tot wanhoop drijft. Kilometerslange modderige karrensporen over langgerekte, valsplatte heuvels, hier en daar onderbroken door een bosje, stadje of oversteek van een drukke weg. Zowel in het donker als overdag was er niks om je af te leiden van het urenlange geploeter over deze relatief renbare paden.

Na mijn aankomst, de medaille nog in mijn handen, besloot ik me uit te schrijven voor de Duinhopper en de Legends Trail. Ja, ik weet dat je nooit besluiten moet nemen direct na een finish of een DNF, maar ik was er helemaal klaar mee, ook al had ik het succesvol afgesloten. Heb zelfs nog overwogen om Stef, een van de organisatoren, een klap in het gezicht te geven in plaats van een ferme handdruk, maar ik had er de puf niet voor. En laten we wel wezen, ik was niet ongewaarschuwd of zo. Genoeg verslagen gelezen en verhalen van deelnemers aan eerdere edities gehoord om te beseffen dat dit meer een mentale training/uitdaging zou zijn, dan een fysieke. Uiteindelijk is dat grappig genoeg ook nog de meest waardevolle les geweest van de Bello Gallico, zeker iets dat mij in 2018 door menig zwaar moment gesleept heeft, inclusief de Duinhopper en de Legends Trail waar ik uiteindelijk toch gestart ben.

Start

Terug naar het heden. Het is zaterdag 4 uur ‘s ochtends als de meute zich vanuit De Roosenberg in beweging zet. Flink wat meer deelnemers dan vorig jaar, valt op. Er schijnen ook veel wandelaars mee te doen, volk dat zonder moeite een tempo van 6, 7 km/uur wandelend vast kan houden. Brrr… moet er niet aan denken. Wandelen is voor mij zwaarder dan dribbelen, waarschijnlijk vanwege mijn korte beentjes. Bovendien duurt het grondcontact veel langer, daardoor meer kans op blaren. Maar goed, ieder zijn ding. Opeens loopt Jozef de Cock naast me, hem ken ik nog van de Great Escape. Waar hij toen uitgeblust op een verzorgingspost achterbleef, maakt hij nu een fitte en soepele indruk. We halen wat herinneringen op, maar als het pad zich vernauwt tot een single track, zie ik zijn rode achterlicht al snel in de verte verdwijnen. Het is nog vroeg dus ik dribbel op mijn gemak verder.

Tenminste, dat is het plan. Ruim een half uur na de start voel ik mijn bovenbenen (quadriceps) eerst opstijven, dan verkrampen en vervolgens samentrekken tot bakstenen. Ik sla een paar keer met mijn vuist op de spieren om ze los te doen schrikken, maar het helpt geen moer. De spierpijn afgelopen week was bizar: nogal pijnlijk maar vooral onverwacht. Wat me nu overkomt, daar sla ik steil van achterover. Figuurlijk dan he, ik blijf wel gewoon doorlopen. Want wat moet je als je benen je zo vroeg al in de steek laten? Kan wel stil gaan staan of ergens in een hoekje uit gaan zitten huilen, maar elke ultraloper weet dat pijntjes komen en gaan, net als mentale dipjes. Die gedachte houdt me op de been tot post 1. Iets langer zelfs, want de verzorgingspost ligt wat van de route af en in eerste instantie loop ik er straal voorbij. Zogauw ik mijn fout door heb, twijfel ik even. Post overslaan en doorlopen naar de tweede, of een kleine kilometer terug en elk risico op diskwalificatie vermijden? Geen idee of en hoe streng Stef en Tim vandaag zijn wat betreft het moeten aandoen van de posten, maar ik neem het zekere voor het onzekere. Terug dan maar.

Op de post, gelegen in lokaal cafe De Miester, doe ik me tegoed aan een koffie en een suikerwafel. Tevens loop ik Dennis Stoutjesdijk tegen het lijf. We hebben tijdens de LEO180 zolang samengelopen, dat het weerzien voelt alsof ik hem al jaren ken. Wanneer hij met een groepje lopers het cafe verlaat, haak ik aan. Een van de verbeterpunten dit jaar is immers meer samenlopen om het mentaal minder zwaar te hebben. Het is nog steeds donker, maar een pittig stuk valsplat over langgerekte heuvels blijft niet onopgemerkt. Dat gaat nog wat worden op de terugweg als het weer nacht is en de weersomstandigheden waarschijnlijk een pak minder aangenaam zijn. Ik stop dit feitje voorlopig maar even weg, niet nu al teveel beren op de weg gaan zien.

Samen

Door ontspannen te keuvelen met Dennis en Esther Sweeris, die ik recent tijdens Olne-Spa-Olne nog tegenkwam, tikken de kilometer gestaag weg. Mijn benen doen nog steeds niet wat ik van ze verwacht, maar de pijn is redelijk stabiel. Lopen met pijn is ruk, maar niet lopen is nog veel rukker, dus ik ploeter door. Grappig genoeg voelen mijn benen het minst onaangenaam als we bergop lopen, nooit meer dan valsplat op dit parcours, dus ik dribbel alles omhoog. Daarmee sla ik regelmatig een gaatje dat vervolgens op de vlakke stukken weer wordt dichtgelopen. Het is niet ideaal, maar helemaal alleen lopen zie ik niet zitten. Van de start tot de eerste post kostte me dik twee uur, van post 1 naar post 2 een kleine 2,5 uur. Gezien de staat van benen, niet eens heel slecht.

Post twee, tevens post zes op de terugweg, is waar mijn dropbag staat. De voetbalkantine is niet heel groot, de ene helft gevuld met dropbags, de andere helft met lopers. Ik heb niks nodig uit mijn tas dus ik eet een soepje, drink wat koffie en cola en knabbel wat chips. De drukte irriteert me meer dan normaal, nog een teken dat ik niet best in mijn vel zit. Enige lichtpuntje is Harry de Vries, de held die tijdens de Great Escape eerst vrijwilliger was en toen nog even de 80 km liep. Vandaag staat eenzelfde plan op het menu, met als verbetering iets meer slaap tussen dienst en lopen. Voor de grap vraag ik Harry wat ik hem schuldig ben voor de versnaperingen. Is wel goed zo, roept-ie me breedgrijzend na als ik de kantine verlaat.

Esther en Dennis kwamen wat later aan op de tweede post, maar omdat ik een stukje verkeerd loop belanden we weer in ons vertrouwde groepje. De smalle paadjes die nu volgen zijn een waar genot, smal en kronkelend door prachtige natuur. Ik vergeet zowaar de pijn in mijn benen even. Die is de afgelopen vijf uur onverminderd aanwezig geweest, maar ik lijk een modus te hebben gevonden waarbij ik nog steeds relatief vlot door kan lopen. Sterker nog, vergeleken met vorig jaar doe ik het een stuk beter: verwachte aankomst halverwege is zo rond een uur ‘s middags, pakweg twee uur sneller dan mijn eerste Bello Gallico. Maar goed, dat ligt allemaal nog in de toekomst, eerst maar eens post 3 vinden.

Post 3

Een kilometer of vijf voor de derde post voel ik een nieuwe pijn in mijn quadriceps. Dacht niet dat ze nog verder samen konden trekken, maar ik had het mis. De enorme trekkracht die ze uitoefenen op mijn knieën zorgt ervoor dat ik mijn benen nauwelijks nog kan buigen. Okee, even wandelen, benen losgooien en wat anders belasten. Elke ultraloop heeft wel een punt waarop de benen tijdelijk dienst weigeren. Kwestie van niet in paniek raken en zoeken naar oplossingen. Omdat de volgende post redelijk dichtbij is en ik geen zin heb om even te zitten, zet ik toch weer aan. Van wandelen naar dribbelen kost best wat moeite, maar het gaat wel weer.

Aangekomen op verzorgingspost 3 doe ik me tegoed aan een broodje jam, broodje kaas, koffie en cola. Ik heb nog niet veel gebruik hoeven maken van het voer dat ik bij me heb. Dennis, Esther en de rest zijn al even binnen. Vooral Dennis oogt sterk vandaag. Hij is vastbesloten om deze loop tot een succesvol einde te brengen. Als iemand dat verdient is hij het wel. Voor Esther is dit haar eerste hardlooptrail. Hoewel een ervaren rot in evenementen als de TransAlpine en de UTMB, moet ze toegeven dat het grote gehalte rennen van de Bello Gallico nog best een dingetje is. Uiteindelijk komt het toch op mentale kracht aan, vertel ik haar. Of je nou heel lang rent of constant klimt en daalt, het lichaam is altijd tot meer in staat dan wat je brein je wilt doen geloven.

Pijn

Na wat aandringen door o.a. Dennis sluit ik aan bij de groep voor het laatste stuk naar het halverwegepunt. Liever was ik nog even blijven zitten, mijn benen leken zich wat te ontspannen, maar de afgelopen zeven uur hebben wel uitgewezen dat samenlopen beter is voor mijn mindset dan solo lopen. De eerste paar kilometer weet ik redelijk aan te haken, maar dan beginnen bovenbenen opnieuw gemeen op te spelen. In tegenstelling tot de doffe pijn van de afgelopen uren, schiet er nu felle brandende pijn door mijn quadriceps. Het klinkt wat dramatisch, maar het lijkt wel alsof ik de spieren stukje voor stukje voel scheuren. Spierschade hoort bij sporten: je spant je in, richt spierschade aan, tijdens herstel worden je spieren sterker/groter. Je moet dan wel op het juiste moment de herstelperiode in, is de theorie.

Er valt een gat tussen mij en de groep. Ik wandel even, schud de benen nog eens uit en kan weer een dribbeltje aan. Er zit echter duidelijk een dalende lijn in. Eerst dribbel ik langer dan ik wandel en herstellen mijn benen nog, uiteindelijk wandel ik meer dan ik dribbel en herstellen mijn benen helemaal niet meer. Vervolgens trekken mijn quadriceps weer zodanig hard aan mijn knieën dat ik mijn benen niet meer gebogen krijg, of toch in ieder geval niet zonder misselijkmakende pijn. Een blik op mijn horloge leert me dat ik nog dik 10 km te gaan heb. Mijn tempo is zodanig ingekakt dat ik blij mag zijn met aankomst om twee uur, half drie. Geen ramp, ik heb dan nog steeds zeeën van tijd om te herstellen. Enige vraag is hoe kom ik hemelsnaam van hier naar daar?

Oerkreet

Door een combinatie van wandelen, dribbelen, pijn verbijten en zo af en toe een gefrustreerde oerkreet slakend, weet ik uiteindelijk in dik anderhalf uur De Roosenberg te bereiken. Onderweg maak ik dankbaar gebruik van lopers die net aan de tweede ronde zijn begonnen. Elk praatje, begroeting of steunbetuiging geeft me een excuus om een paar seconden tot minuten stil te staan en zo de steeds erger wordende pijn in mijn benen een tijdelijk halt toe te roepen. Niet bevorderlijk voor het tempo, maar wel een stuk draaglijker zo. Voor de zoveelste keer denk ik terug aan het moment waarop ik tegen Linda zei: misschien moet ik met deze benen niet eens starten.

De eerste twijfels over de tweede ronde kondigen zich genadeloos aan. Wat heeft het voor zin om met deze benen verder te gaan? Het idee was om dit jaar recht te zetten wat vorig jaar krom ging. Dat kun je in je huidige staat wel vergeten. Bovendien slaat in de loop van de avond het weer om. Dan loop jij daar met je houten poten, blijf je waarschijnlijk niet eens vaak overeind. En wat te denken van de schade die je nu al hebt aangericht, laat staan als je doorloopt? Yada yada yada, bla bla bla. Dit is het ultraduiveltje, de etterbak die met perfecte timing al je goede voornemens teniet weet te doen. Voor mij is het een oude bekende, maar wel iemand die ik al lange tijd niet meer gesproken of zelfs maar gezien heb. Laatste keer zal tijdens de Mitic in juli 2017 geweest zijn.

Halverwege

Als ik De Roosenberg een tikkeltje verslagen binnenstrompel, nogal sufgeluld door dat rode manneke, begin ik mechanisch aan mijn voorgenomen plan. Horloges af, samen met mijn telefoon aan de oplader. Bovenkleding uit, droge kleding aan, nieuwe sokken en comfortabele schoenen aan. Extra joggingbroek en trui eroverheen, jas aan, sjaal om, muts op. Lekker warm. Afval uit mijn rugzak in de prullenbak, voer aanvullen waar noodzakelijk. Met drinken aanvullen wachten tot vlak voor vertrek, smaak wordt er anders niet beter op. Dan is tijd voor de innerlijke mens. Heb inmiddels flink honger en weet ook al wat ik ga doen met eten. Gisteravond hebben Linda en ik in de Zoete Bron gegeten, dat beviel heel goed. Daar stond een gerecht op het menu waarvan ik nu bij de gedachte eraan al begin te kwijlen. Thaise rode curry met reepjes kipfilet over verse pasta. Voorafgegaan door een soepje, paar biertjes erbij, druk van de beentjes af en dan zonder problemen de tweede ronde in. Ultraduiveltje is met zijn staart tussen de benen afgedropen.

Voordat ik wat ga eten, maak ik een praatje met een aantal aanwezigen. Sommigen doen net als ik rustig aan, anderen zijn al eerder uitgestapt. Ik blijf niet te lang rondhangen, heb immers honger en aan uitstapverhalen geen behoefte. In de Zoete Bron bestel ik soep, rode curry en een alcoholvrij biertje. Voor de zekerheid heb ik een tafeltje achteraf uitgezocht, kan nu even niet inschatten hoe sterk ik ruik. Met wat moeite weet ik een enigszins comfortabele positie te vinden. Mijn benen buigen nog steeds maar amper en de ruimte onder het tafeltje is niet heel groot. Ik geniet van de soep, de curry en de biertjes. Lekker om even helemaal weg te zijn uit het afzien daarbuiten op de paden. Luxe waardeer je pas na armoede.

Schemer

Nu mijn buikje vol is en ik af wil rekenen, probeer ik op te staan en naar de kassa te lopen. Dat valt nog niet mee. Het lijkt onmogelijk maar mijn benen zijn nog stijver dan voorheen. Ik moet letterlijk achteruit het kleine trapje van drie treden af. De eigenaar kijkt het aan met een meewarige blik. Ik reken af en strompel terug naar De Roosenberg. Achter in mijn hoofd ontstaat een lichte paniek over hoe ik nu weer verder moet. Deze benen zijn stuk, ik heb een nieuw paar nodig. Eerst maar eens informeren of ik een massage kan krijgen. Dat blijkt helaas niet het geval. Inmiddels is het vier uur en begint de schemer alweer in te vallen. Bah, was graag nog in daglicht weer vertrokken.

Terug in De Roosenberg kom ik Marek Vis tegen. Huh? Hij zag er zo fris uit aan het begin van de tweede ronde, riep me zelfs nog na dat ik niet uit mocht stappen. En nu zit hij hier? Gevalletje knieblessure, legt Marek uit. Ik ken hem goed om te weten dat hij niet bij het minste of geringste pijntje uitstapt. Met hielspoor de Duinhopper en Legends Trail lopen, dan ben je geen jankerd. Wel balen voor hem dat hij voor de derde keer de Bello niet start/uitloopt wegens een blessure. Ook Wim Peeters heeft op moeten geven wegens leeg en pijnlijke enkels. Omdat ik geen hardloopkleding aan heb (joggingbroek, winterjas) en er flink kreupel bij loop, vraagt iedereen me of ik ook uitgestapt ben. Nee, nog niet, is steevast het antwoord.

Ik heb nog zes uur voordat ik hier weg moet zijn, 10 uur ‘s avonds is de tijdslimiet. Hoewel mijn benen me doen wanhopen, besluit ik toch de tracker nog niet in te leveren. Het is niet erg fraai zo’n enorme pauze tussen de twee rondes, maar ik koester nog een sprankje hoop dat mijn bovenbenen na een paar uur weer gaan ontspannen. Heb ik al eens eerder meegemaakt, maar toen was ik al uitgestapt. Zo breng ik een aantal uur door, beetje keuvelen, wat eten en drinken, benen kneden/masseren en om het half uur naar buiten voor wat oefeningen en verkennende wandelingen/dribbeltjes. Mijn benen worden er niet beter op. Ook niet perse slechter, ze blijven hangen in een constante staat van spanning. Af en toe verkrampen mijn quadriceps nog even wat meer dan normaal met als gevolg dat mijn benen compleet op slot slaan. Helaas gebeurt dit precies op het moment dat ik probeer wat te dribbelen: met een luide vloek klap ik tegen de grond.

Opgave

Ontmoedigd strompel ik weer naar binnen. Achteraf denk ik dat dit het moment is waarop ik besluit te stoppen. Geen duiveltje te bekennen, wel twee benen die pertinent dienst weigeren. Ik vervolg mijn routine nog een uur, maar het voelt mechanisch, niet ondersteund door enige hoop. Half acht hak ik de knoop door. In vijf uur tijd geen enkele verbetering, dus het heeft geen zin nog langer te wachten. Verslagen lever ik mijn tracker in en stap ik bij Wim in de auto om bij post 2/6 mijn dropbag op te halen. Linda troost me met een flinke knuffel, een bakje soep en een wrap. Raar dat ik nu wel op deze post ben, maar niet langer een deelnemer.

Onderweg naar mijn appartement rijden Wim en ik door ijsregen en natte sneeuw. De weersomstandigheden worden er niet beter op, wel epischer. Ik verwacht opluchting dat ik niet door deze drek hoef te lopen, maar het tegendeel is waar: ik was graag het gevecht aangegaan met het weer en de elementen. In plaats daarvan pak ik een douche en kruip ik mijn bed in. Ik krijg de slaap niet te pakken. Urenlang lig ik te woelen, regelmatig badend in het zweet. De griep breekt nu echt door. Hoofdpijn, misselijk, zweten, spierpijn, verkramping, mijn lijf is bezig met een inhaalslag. Ik vraag me serieus af of ik me buiten niet beter zou hebben gevoeld.

Slagveld

De volgende ochtend voelen mijn benen nog net zo belabberd als de avond ervoor, maar nu doet de rest van lichaam ook pijn. Na een douche en ontbijt, checken Linda en ik uit. Zij heeft er maar een kort nachtje op zitten, vanwege oversteekdienst van 5 tot 8 in de ochtend. Ter afsluiting rijden we nog een keer naar De Roosenberg om een aantal lopers binnen te halen. Zo zijn we net op tijd om Sander Wetzels (50 mijl) en Arjan Breugem (100 mijl) te zien finishen. Dennis en Esther zijn dan al lang binnen; fijn en top dat ze het gehaald hebben. De combinatie van nacht en slecht weer is wel een slagveld gebleken. Tientallen lopers op beide afstanden geven voortijdig op, sommigen voor de eerste keer in hun loopcarrière. De horrorverhalen aanhorende begin ik te beseffen dat uitstappen misschien wel de verstandigste beslissing was. Had ik uberhaupt nog voldoende tempo kunnen maken met twee houten stelten over een glibberig modderparcours?

Maar goed, verstand is een van de weinige dingen waar ultralopen niet om draait. Tenminste, niet in de context van verstandige beslissingen nemen, want dan zouden er maar weinig deelnemers zijn. En achteraf beseffen dat uitstappen verstandig was of te horen krijgen dat het een verstandige beslissing was, is iets waar elke ultraloper een gruwelijke schurfthekel aan heeft. Het betekent namelijk dat je datgene waarvoor je kwam, de ultrazone, niet hebt weten te overwinnen. De ultrazone is de situatie waarbij je mentaal en fysiek het gevecht met jezelf aan moet gaan om ondanks alles toch door te lopen. Je kunt dit gevecht vermijden (uitstappen), verliezen (uit de race gehaald worden) of winnen (finishen). Die laatste is met stip de meest geweldige ervaring. Alle pijn, al het lijden en afzien, alle ongemakken verdwijnen als sneeuw voor de zon zogauw je uit de ultrazone over de finish heen stapt. De dagen daarna lig je fysiek in de kreukels, maar dat is dan niet zo erg, je hebt het hem toch maar geflikt.

Griep

De week na mijn uitstappen krijg ik op volle kracht de griep over me heen. Voor de Bello Gallico lag deze wat te sluimeren net onder het oppervlak, maar nu barst hij los. Verzwakt door het lopen van 80 km en een aantal slechte nachten, heb ik fysiek de grootste moeite om op de been te blijven. Mentaal gaat het daarentegen eigenlijk wel prima. Ik verwacht iets van een DNF-depressie, maar bespeur meer een soort gelatenheid. Okee, ik heb de Bello al een keer uitgelopen, het was niet de loop van het jaar voor mij en ik heb dit jaar voor mijn doen al prima prestaties geleverd. Toch ben ik een beetje teleurgesteld dat het me niet meer doet. Van mijn Legends DNF baalde ik destijds veel meer, terwijl ik er veel minder aan kon doen. Misschien is het ook wel een kwestie van timing, zo aan het einde van het jaar. Was leuk geweest als ik deze ook nog had uitgelopen, maar nu het niet gelukt is, ach, we zien volgend jaar wel weer.

Een week na de Bello Gallico loop ik mee in de social trail van Dieren naar Arnhem. Mijn benen waren gedurende de week aardig opgeknapt, had alleen nog een paar flinke knopen in de quadriceps. En nog steeds griep, maar dat is voor mij nog nooit een reden geweest om niet te lopen, eerder het tegenovergestelde. Tijdens de trail voelen mijn benen goed, lijken ze zelfs nog wat meer op te knappen, maar qua reserves zit ik echt tegen het nulpunt aan. Ingepakt in lange hardloopkleding heb ik het zelfs met tien graden overdag nog koud. Maar het kan me niet deren: mijn beentjes doen het weer. Jippie!

Comments