Je moet wel serieus een hekel aan jezelf hebben als je vrijwillig meedoet aan een ‘last man standing’-evenement. Net zolang met z’n allen hetzelfde rondje rennen tot er nog maar één persoon over is. Zo ongeveer de antithese van trailrunning: geen variatie, geen avontuur, geen ontdekkingsreis. Altijd maar dezelfde omgeving, hooguit het weer en de dag-nacht-cyclus die het verschil maken. Waarom schrijf je je voor zoiets in? Nou, omdat het kan. Omdat ik het nog nooit eerder gedaan heb. En omdat ik, zoals met wel meer dingen, het eerst wil ervaren voor ik een oordeel vel. Misschien is het wel heel erg leuk. Tig keer starten en finishen, altijd je dropbag bij de hand, lekker relaxen tussen de rondjes door, mooi weer. Krijg er zowaar zin in.
Het concept van Another One Bites The Dust is bedrieglijk eenvoudig. Iedereen loopt vanaf het begin elk uur hetzelfde rondje van 6,3 km. Doe je daar langer over dan een uur, lig je uit de race. Ben je op tijd terug, maar niet bij de start van de volgende ronde, lig je eruit. Als je dit 28 rondes lang vol houdt, krijg je een DNF-medaille. Alleen de persoon die solo voor de laatste keer het rondje binnen een uur voltooid, krijgt een finisher-medaille. Start is vrijdagavond 20:00 uur, finish hangt af van hoe lang er doorgelopen wordt. Elk uur drie kwartier rennen, kwartier pauze, lijkt mij op het lijf geschreven. Aan de andere kant, je kunt nooit zelf je pauzes bepalen. Een uur lang relaxen voor je met frisse benen verder loopt, is er niet bij. Zelfs als je een ronde flink doorloopt, heb je hooguit een half uur vrij.
Route
Vanaf de start gaat de route twee keer rechtsaf, 500 meter over een asfaltweg. Net voordat je linksaf slaat een betonpad op, is een kort klimmetje. Mag geen naam hebben, tenzij je er 28 keer overheen moet. Het betonpad slingert grofweg 900 meter door de weilanden. Dan begint de pret. Linksaf, een paar meter gravel, dan gras tot aan je schouders. Okee, tot aan mijn schouders. Gras, rijkelijk doorspekt met brandnetels en distels. Wel vals plat naar beneden, dat scheelt iets. Na een links-rechts-knikje voorbij de picknickbank, volgen een paar hobbeltjes, nog steeds dwars door het gras. Na 900 meter sla je linksaf een kasseienpad op. Gelukkig kun je een groot deel op twee betonnen randen lopen om 750 meter lang de ongelijke stenen te vermijden. De twee bochten rechtsaf en linksaf zijn goed scherp te nemen. Dan volgt een lang recht stuk naar de eerste beschutting op de route. Linksaf een smalle bossage in, over een karrenspoor dat na 250 meter overgaat in een bospad. Geen single track maar net na de helft van het parcours eindelijk een trailwaardig paadje.
Ruim een halve kilometer verder loop je het bos uit, het gras in. Lastig stukje om een ijzeren hek heen en dan over een karrenspoor steeds steiler omhoog de bebouwde kom in. Nog twee kilometer te gaan. De volgende 800 meter is een asfaltweg met nauwelijks beschutting, groot deel bergaf. Linksaf via een doorsteekje een karrenspoor op voor 150 meter, dan 300 meter lang een venijnig oneffen bospad. Hier krijgen de enkels het zwaar te verduren. Ben je net lekker wankel, moet je 3 meter over een 10 centimeter brede betonpaal een behoorlijk diepe sloot oversteken. Dan linksaf 100 meter over een betonpad, gevolgd door rechtsaf 500 meter open veld. Geen pad, geen beschutting, alleen maar graspollen en in de verte een pijltje. Eenmaal aangekomen nog één keer linksaf voor de laatste 150 meter betonpad naar de finish. In totaal 6,34 km.
Het is geen makkelijk parcours. Misschien 500 meter beschutting, relatief vlak maar toch geniepig vals plat en twee klimmetjes. De ene helft asfalt en kasseien, de andere helft oneffen of slecht zichtbare ondergrond. Meer variatie dan verwacht, maar dan wel het soort waar je je koppie bij moet houden. Vooral de betonpaal over de sloot is een dingetje na een nacht doorhalen. Dit rondje in een uur wandelen is voor iemand als ik, met hele korte pootjes, niet weggelegd. Gelukkig zitten er genoeg stukken in die onder alle omstandigheden dribbelbaar blijven.
Start
Ik heb mazzel. Sander Wetzels gaat naar de vrijwilligersbarbecue dus ik kan vrijdag vanaf Tilburg met hem meerijden. Onderweg stoppen we in Ravels bij Frituur Eugene voor een snack. Kwart over zeven komen we aan in Glabbeek, ruim op tijd voor de eerste ronde. Qua voorbereiding valt er niet veel te doen: omkleden, horloges om, plekje zoeken voor mijn dropbag. Oh ja, mijn naam op het bord zetten natuurlijk. En nog even een praatje maken met een aantal bekenden die op de meeste Legends-evenementen wel te vinden zijn.
Tien voor acht staat het startvak vol met 104 deelnemers. Ik wurm me door de menigte heen, op zoek naar Marek, Ingo, Maarten en Olav. De laatste twee zijn bezig met de Legends Slam, finishen op alle vier de Legends-evenementen. Goed gezelschap om dit uit te lopen, gok ik. De sfeer zit er goed in. Raar om te bedenken dat je over een klein uurtje alweer terug bent, klaar voor de volgende ronde. Snel starten heeft dan ook geen zin. Tenminste, als je bereid bent om in treintjes te lopen. Ik wil de eerste ronde gebruiken om het parcours te verkennen, dus ik start vooraan.
Ronde 1 t/m 3
Net na de start, als we in de volle zon over asfalt en betonpad lopen, is het nog behoorlijk warm. Dat geeft meteen te denken voor morgen: voorspelling van richting de 35 graden zonder een zuchtje wind. Maarten attendeert ons erop dat we niet helemaal vooraan moeten lopen. Er komt namelijk al snel een pad aan waar het gras heel hoog staat en de brandnetels welig tieren. Ik laat een man of tien voorbijgaan zodat ik nog een beetje voordeel heb van een gebaand pad. Dat blijkt wel nodig ook, hier is al maanden geen grasmaaier geweest. Omdat het parcours voor mij nieuw is, kijk ik mijn ogen uit. Eerlijk gezegd maak ik me een beetje zorgen. Het paadje zelf is uitgesleten, maar door de begroeiing zie je niet waar je voeten terecht komen. Wordt nog leuk in het donker…
Tempo tijdens de eerste ronde ligt hoger dan verwacht. Met nog geen 41 minuten ben ik alweer terug. Mijn idee was om elke ronde drie kwartier te lopen, kwartier te rusten. Maar goed, we zijn nog fris, genoeg tijd over om in te kakken. Linda komt aan met een tuinstoel zodat ik tussendoor lekker lui onderuit kan zakken. Dropbag en rugzak bij de hand, cola en chips naar binnen werken, elke paar minuten zenuwachtig op mijn horloge checken hoeveel tijd ik nog heb. Een paar minuten voor negen wandel ik rustig naar het startvak waar ik Maarten, Marek, Ingo en Olav weer opzoek.
De tweede omloop ben ik nog eerder terug dan de eerste. Heb het rondje nu aardig in mijn hoofd zitten en weet waar ik voor de meute moet zijn om niet in de file te belanden. Dat betekent wel dat vanaf de start het tempo hoog genoeg moet liggen om op tijd bij het eerste graspaadje aan te komen. Nu nog geen probleem, maar na een uur of tien zullen de benen wel gaan protesteren. Ach, zien we dan wel weer. Linda geeft aan dat ze na de start van de derde ronde gaat slapen. Gisteravond doorgezakt met een groep internationale collega’s, laatste speciaalbiertje was voor iedereen de spreekwoordelijke druppel. Ze heeft een tentje en luchtbed op het veld, beetje achteraf, dus aan haar rust gaat ze wel komen.
Vlak voor de start van rondje drie, laat Tim de lopers weten dat de barbecue aangaat en er bij aankomst gegeten kan worden. Ik heb om zes uur nog een flinke bak patat en een kipcorn weggewerkt, dus voor mij is het wat te vroeg. Maar goed, die barbecue zal de rondes erna nog steeds wel branden. Op het laatste moment besluit ik een dunne long-sleeve aan te trekken. Vorige ronde merkte ik wat temperatuurwisselingen onderweg. Scheelde hooguit een graad of twee, maar ik ben daar best gevoelig voor. Als het me te warm wordt kan ik altijd nog de mouwen opstropen. Ik hoop wel dat de verschillen in temperatuur veroorzaakt worden door het gebied waar we in lopen en niet door mijn lichaam zelf. Ik loop al met diarree en kaakpijn, koorts kan ik er nu niet bij hebben.
Ronde drie loop ik met een hoofdlampje, erop gokkend dat het bos rond half elf te donker is om zonder licht te lopen. Dat blijkt niet het geval. Een tikkeltje gefrustreerd trek ik halverwege de lamp van mijn hoofd. Hoe comfortabel ook, de druk rondom mijn hoofd voelt nooit prettig. Na 39 minuten ben ik alweer terug. Nog steeds geen honger of zelfs maar trek. Dan maar genieten van het laatste licht in mijn luie stoel. Na vijf minuten krijg ik kippenvel en niet lang daarna begin ik te rillen. Oh oh, dat is niet best. Ik trek snel mijn regenjack aan en wikkel mijn benen in een deken. Thuis twijfelde ik of ik hem nodig zou hebben, nu ben ik heel blij dat ik hem meegenomen heb.
Ronde 4 t/m 7
Ik besluit nummer vier sneller te lopen dan de voorgaande rondes. Deels om op te warmen, deels voor meer tijd om te eten. Nog steeds geen trek, maar als ik grip wil krijgen op mijn interne temperatuurhuishouding, moet er voer in. Ondanks de nacht vlieg ik voor mijn gevoel over het parcours. De oneffenheden doen me niks, het gif van de brandnetels is op en zelfs de stukjes bergop kan ik mijn tempo goed volhouden. Met 33 minuten ben ik alweer terug. Snel twee stukken kipfilet op een bord met wat schijfjes tomaat en eten maar. Valt me mee dat ik het goed weg krijg, ondanks nog steeds geen trek. Als ultraloper leer je snel mechanisch eten: happen, kauwen, doorslikken. Als het echt moeilijk gaat, een slok bier erachter aan. Qua temperatuur moet er nog wel het een en ander gebeuren. Zit tussen de happen kipfilet door te klappertanden.
Ronde vijf wil ik iets rustiger aan doen. Geeft het eten de kans wat te zakken. Bovendien duurt de volgende pauze dan minder lang, heb ik het ook minder lang koud. Toch ben ik weer in 40 minuten terug. Heb echt het gevoel rustig aan te doen. Ik wandel bergop, maak een sanitaire stop en slof de laatste 50 meter naar de finish. Hoe ga ik nu weer die 20 minuten warm blijven? Koffie, een dikke trui en een warme deken, bieden enigszins uitkomst. Sterker nog, een paar minuten later zweet ik me een ongeluk. Van klappertanden naar koken in een paar minuten? Het is officieel: ik heb koorts. Op zich geen ramp, loop wel vaker met een lichte verhoging. In het verleden ben ik zelfs wel eens aan pittige tochten begonnen met koorts. Ik weet dat het ongezond is, maar dat hield me nooit tegen. Onderweg verschrikkelijk kapotgaan en achteraf wekenlang last van temperatuurschommelingen, hielp wel bij een volgende keer verstandiger zijn. Maar goed, dat geldt vooraf. Wat te doen als je al bezig bent met een loop en dan koorts krijgt?
Ik besluit het van ronde tot ronde aan te kijken. Dit is geen loop zoals anderen, wellicht helpen de pauzes tussendoor. Ik heb mazzel dat het nacht is en de temperatuur aangenaam, want met koorts in de hitte lopen is geen pretje. Kan ik me nu wel zorgen gaan maken over de voorspelde stijgende temperaturen, maar dat is een goede manier om jezelf de put in te praten. Ik focus op hier en nu: koelen wanneer ik het warm krijg, stevig inpakken wanneer ik ril van de kou. Die aanpak helpt me de volgende rondes door. Ik loop expres wat meer alleen. Qua gezelschap laat ik op dit moment te wensen over. Rondje zes gaat in 43 minuten, rondje zeven in 40. Ik begin me zowaar iets beter te voelen. Beweging en frisse nachtlucht doen me kennelijk goed.
Ronde 8 t/m 12
Tijdens rondje acht gaat voor het eerst alles vanzelf. Bij de meeste ultralopen heb ik een uur of vijf nodig om warm te draaien, tot die tijd is het harken geblazen. Waarschijnlijk vanwege de pauzes heeft de opwarming nu wat meer tijd nodig gehad. Hoe of wat maakt niet uit, ik loop voor het eerst sinds vrijdagavond acht uur met plezier en gemak. Enige minpuntje is het gevoel van een riem rondom mijn borstkas die zo nu en dan een gaatje strakker wordt getrokken. Tijdens de pauze laat de riem los, zogauw ik begin te lopen trekt-ie weer aan. Geen showstopper, nu alleen nog maar oncomfortabel.
Ronde negen is prachtig. Nee, we lopen niet opeens een ander parcours. Tijdens de vorige ronde werd het aan de horizon al wat lichter, nu komt de zon echt op. Gecombineerd met de mist die over de weilanden hangt, geeft dit een spectaculair schouwspel. De temperatuur loopt ook meteen op, dat valt minder goed. Eenmaal aangekomen na 40 minuten, zit ik weer afwisselend te rillen en te zweten. Voelt niet alsof het beter wordt. Benen zijn prima, kaak is okee, mentaal ook geen problemen. Maar die verrekte koorts begint wel zijn tol te eisen. Met tegenzin werk ik wat zoute nootjes en een cola weg.

Middenin rondje tien krijg ik gruwelijk honger. Met weemoed denk ik terug aan de hamburgers en kipfilet die ik gisteravond heb laten liggen. Ik hoop op ontbijt als ik na 40 minuten weer terug ben, maar helaas is het nog te vroeg. Vanaf zeven uur, dus eerst nog een omloop. Ik stil de ergste honger met koffie en nougat en neem een paracetamol, in de hoop de koorts wat te drukken. Zowel tijdens pauzes als onderweg heb ik flink last van temperatuurschommelingen. Ook de riem rondom mijn borstkas voelt steeds strakker. Tegen beter weten in hoop ik dat de ochtend en ontbijt verbetering brengen. Geen logische redenatie, meer reiken naar strohalmen, maar je moet wat.
Ronde elf kost me exact 40 minuten. Aangekomen bij de finish smeer ik snel twee witte boterhammen met jam. Ik zou wel meer lusten, maar moet oppassen dat ik niet in één keer teveel eet. Kop koffie doet me goed. Gek genoeg ben ik deze nacht geen enkele pauze ingedut. Onderweg geen last van slaapjoggen of -wandelen. Maar goed ook want dit parcours is niet erg vergevingsgezind qua stappen verkeerd zetten. Het is een wonder dat dit jaar niemand van de betonpaal af de sloot in is gevallen. Linda is inmiddels wakker en houd me gezelschap terwijl ik ontbijt. Ik laat haar weten dat het op zich goed gaat, maar dat ik me zorgen maak om de koorts en de verwachte hoge temperaturen.
Als ik terugkom van ronde twaalf, maakt Linda een tweede ontbijt voor me. We hebben niks afgesproken over support, maar ze heeft verder niet veel te doen. Ik merk dat ik door de pijn op mijn borst, in mijn kaak en de constante temperatuurwisselingen, een beetje in mijn eigen wereldje wegkruip. Het is behoorlijk demotiverend om te beseffen dat je nog niet eens op de helft bent en je al zo beroerd voelt. Daglicht, ontbijt en aanspraak hebben helaas niet de verlichting gebracht waar ik op hoopte. Maar goed, zolang ik mijn rondjes nog af kan werken, ga ik door.

Ronde 13 en 14
Tijdens ronde dertien gebeurt waar ik al een paar uur bang voor was. In plaats van één gaatje, wordt de riem drie gaatjes strakker getrokken. Ik vermoed dat de snel oplopende temperatuur mijn koortsverschijnselen aanwakkert. Na 42 minuten onderweg kom ik gekookt aan bij de finish. Ik pak mijn deken, spreid deze uit over de grond en ga zo ontspannen mogelijk liggen. Het duurt een paar minuten voordat de band rondom mijn borstkas een beetje loslaat. Hele opluchting dat ik weer normaal kan ademen. Mentaal geeft het een flinke tik. Ik vraag Marek, die na tien rondjes wegens knieklachten gestopt is, me een DNF aan te praten. Een soort wanhopige poging tot omgekeerde psychologie. Helaas, hij doet zijn uiterste best om mij door te laten lopen.
Ronde veertien begin ik met een stukje wandelen. Tot nu toe de meeste rondjes in een minuut of veertig afgewerkt, dus deze mag wat rustiger. En eerlijk gezegd, bij de start zit er niet veel meer in het vat. Toch ga ik sneller dribbelen dan ik van plan was. De zon bonkt op mijn hoofd, maar op mijn armen staat kippenvel. Elk stukje van het parcours lijkt langer dan de afgelopen dertien omlopen. Op het graspad struikel ik een paar keer, voor het eerst sinds de start. Ik krijg het niet voor elkaar op de betonrand langs de kasseien te lopen. Als ik eindelijk na drie kilometer in de schaduw een stukje wandel, keert mijn maag zich om. Met meer geweld dan me lief is, ga ik over mijn nek. Ik schrik van de heftigheid en het gebrek aan aankondiging. Normaal gesproken word ik eerst weeïg of misselijk, dan volgt een boertje, boertje-plus, daarna begint het feest. Maar nu niet. Van de zon in de schaduw en het is meteen raak.
De rest van het rondje verloopt in slow-motion. Dribbelen en wandelen wisselen elkaar steeds vaker af. Ik voel mijn lichaam oververhitten. Vooral het deel na de klim, het dorp uit over de asfaltweg, ga ik helemaal kapot. Ik kom pas weer een beetje bij zinnen in de schaduw van het laatste stukje bos. Net op tijd voor de volgende ronde braken. Aangekomen bij de sloot, weet ik het even niet meer. Hoe kom ik in hemelsnaam zonder kleerscheuren aan de overkant? Voetje voor voetje schuifel ik over de dunne betonpaal. Opgelucht dat ik het gered heb, krijg ik een dreun in mijn nek van de warmte. Het licht gaat uit.
Ik hoor in de verte iemand hoi zeggen. Ik groet de loper terug, maar snap zijn gezichtsuitdrukking niet. Hij fronst, kijkt me bezorgd aan. Gaat het, vraagt hij me. Mwah, antwoord ik. Geen idee hoe ik hier gekomen ben, maar kennelijk heb ik zojuist 600 meter op routine gewandeld. Tja, als je slapend kunt wandelen, zal het met een black-out ook wel gaan. Ernstiger is dat de loper die mij aansprak, dat al voor de vijfde keer deed: de eerste vier keer gaf ik kennelijk niet thuis. Je zwalkt, je hoofd hangt scheef en af en toe sta je stil, vertelt hij me. Ik hoor wat hij zegt, maar kan de link niet leggen met mijn eigen toestand. Lichaamstemperatuur is weer gekelderd, heb het koud en wil zo snel mogelijk naar de finish.
Daar aangekomen vertelt Linda’s gezicht mij dat ik er belabberd uitzie. Ik voel me slechter. Heb het gelukkig niet koud meer; nadeel is wel dat ik volledig gekookt in mijn stoel plof. Nog tien minuten, brult Stef. Dat is het moment waarop ik weet dat ik ga stoppen. Zelfs al zou ik nog een rondje kunnen lopen, dan ben ik nooit meer op tijd binnen. De eerste helft liep ik in 22 minuten, de tweede helft in 29. Gezien de stijgende temperatuur, hittestuwing en black-outs, mag ik blij zijn als ik überhaupt aankom, laat staan binnen de tijd. Dat ga ik mezelf niet aandoen. Kans op verbetering is eigenlijk ook wel verkeken. De komende uren gaat de temperatuur met twee tot drie graden per uur omhoog. Ja, ik kap ermee. Veertien rondjes te vroeg.
Het is maar de vraag of ik op tijd gestopt ben. De gebruikelijke opluchting direct na een DNF, blijft uit. Ik heb nog wel flink last van oververhitting, koorts, duizeligheid en algehele malaise. De riem om mijn borst laat in de loop van de dag met tegenzin een paar gaatjes los. Ik breng de tijd door met Linda, Marek, Harry, Wim, grote Wim en Christine. Van slap gezever tot diepgaande overdenkingen, alles passeert de revue. In de schaduw, op een dieet van ijs, bier en chips, sterk ik langzaam een beetje aan. Genoeg om halverwege de middag lopers binnen te gaan juichen. Het valt me op dat een aantal van hen precies hetzelfde overkomt als mij: rondes achter elkaar gaat het prima, dan storten ze in een of twee rondes in. Okee, het is inmiddels snikheet, dus ze hebben het veel zwaarder te verduren dan ik. Maar toch, het patroon valt op.
Tegen het einde van de middag nemen Linda en ik afscheid. Ik voel me sterk genoeg om naar huis te gaan, niet sterk genoeg om nog een nacht hier te blijven. Bovendien, Linda’s net aangeschafte tentje biedt niet voldoende plaats voor twee personen. Zelfs niet als je heel gek op elkaar bent. Ergens wel jammer. Groot deel van de charme van Legends-evenementen is dat bijna iedereen tot het einde blijft om de laatste finishers binnen te halen. Maar zoals gezegd, dat zit er fysiek en mentaal even niet in.
Terugblik
Zo denk je een goede kans te maken dit evenement uit te lopen en misschien zelfs met de laatste rondes mee te doen, zo lig je zieltogend te koken op een dekentje, je afvragend waarom je hier aan begonnen bent. Toegegeven, juni was fysiek niet mijn beste maand dus op basis van voorbereiding en fitheid had ik geen schijn van kans. Zelfs zonder koorts had ik in de loop van de dag het bijltje erbij neer moeten gooien. Veel sterkere lopers dan ik sneuvelden immers voordat de temperatuur wat omlaag ging. Wat maakt Another One Bites The Dust nou zo zwaar? Naast de persoonlijke beslommeringen, bedoel ik. Weersomstandigheden, in de vorm van de hitte overdag. Het parcours: kort maar krachtig in de meest negatieve zin van het woord. Pauzes: altijd meer dan je nodig hebt, nooit genoeg om echt tot rust te komen. Wellicht ook de verveling van constant hetzelfde rondje. Van dat laatste had ik niet echt last, wist na een ronde of acht de herhaling wel te waarderen. Het zal een combinatie van factoren zijn geweest. Pas op als je hieraan mee gaat doen: het is absoluut zwaarder dan je denkt.
Maar het is natuurlijk niet allemaal kommer en kwel. Ondanks mijn fysieke staat en DNF, heb ik toch weer een mooi weekend doorgebracht in het gezelschap van gelijkgezinden. Of mensen die net zo gestoord zijn als ik, net hoe je het bekijkt. De organisatie was weer top, de sfeer uniek des Stef en Tims. Vooral mooi hoe alle aanwezigen, zowel lopers als vrijwilligers als aanhang, meeleven met de deelnemers. Dat kan zomaar het verschil maken tussen doorgaan en stoppen. Het nodigt in ieder geval uit tot overwegen om nog eens terug te komen. Is het niet als loper, dan zeker als vrijwilliger.
Comments